Afhechtopties
Met de afhechtopties kunt u afhechtingen aan het be-
gin (A) en het einde (B) van de steek programmeren.
1.
Ga naar afhechtopties (1).
2.
Selecteer de functies die u wilt gebruiken (A en/
of B).
3.
U keert terug naar de naaimodus door de naai-
modustab (2) te selecteren.
Er verschijnen mini-afhechtpictogrammen (C) die
aangeven welke afhechtfuncties zijn geselecteerd. De
selecties blijven totdat u ze deselecteert.
Let op: Voor onmiddellijk afhechten gebruikt u de afhecht-
toets op de voorkant van de naaimachine.
Naaien met de afhechtopties geselecteerd
1.
Afhechten aan het begin (A) wordt uitgevoerd
zodra u begint te naaien.
2.
Druk op de achteruitnaaitoets om afhechten aan
het einde (B) te activeren. De geprogrammeerde
afhechtindicator gaat branden. De naaimachine
voltooit de steek en hecht af.
3.
Om de afhechtopties te deactiveren, gaat u zoals
hierboven beschreven naar afhechtopties en dese-
lecteert u de keuzevakjes.
Achteruitnaaitoetsfuncties in afhechtopties
•
Stop met naaien en druk tweemaal op de achter-
uitnaaitoets om achteruitnaaien te activeren. De
achteruitnaai-indicator gaat branden. Er wordt
geen afhechting gemaakt.
•
Druk op de achteruitnaaitoets tijdens het achter-
uit naaien om afhechten aan het einde te active-
ren. Zowel de achteruitnaai-indicator als de ge-
programmeerde afhechtindicator gaan branden.
•
Om weer vooruit te naaien, stopt u met achter-
uitnaaien en drukt u op de achteruitnaaitoets. Er
gaan geen indicators branden en er worden geen
afhechtingen gemaakt.
ambition™ 1.5
A
2
1
ambition™ 1.0
C
A
2
1
C
B
B
3:5