3.6 Isolatie van de sensor
De VLM30 en de leidingen mogen worden geïsoleerd.
Isolatie mag in geen geval voorbij het kleine gaatje in de sensortoren (1) komen.
Zorg ervoor dat de VLM30 transmitter niet oververhit raakt.
Zelfs met de juiste isolatie kunnen extreme omstandigheden optreden als de transmitter wordt
blootgesteld aan hoge omgevingstemperaturen en hoge mediumtemperaturen.
3.6 Gebruik van tracing.
Tracing doet geen afbreuk aan de EMC-bescherming en genereert geen extra trillingen en is toegestaan onder de
volgende voorwaarden:
-
De tracing wordt direct op of rond de debietsensor geïnstalleerd.
-
Als de tracing in de isolatie wordt geïnstalleerd, mag de maximale isolatiedikte niet groter zijn dan de maximale
isolatiediepte (mag dus niet voorbij het gaatje in de sensortoren komen), zie vorige afbeelding.
-
De omgevingsomstandigheden moeten in acht worden genomen zodat de transmitter niet oververhit raakt.
-
De debietmeter wordt geïnstalleerd in overeenstemming met EN 60079-14.
IM-P736-03-NL EMM-UKn-02
Fig. 7
VLM30-S Vortex Insertie Debietmeter
1
11