3.2
Functies
Aanwijzing
De functiediepte verschilt bij de modellen met aanwezigheidsmelder, zie
'Overzicht functies' op pagina 23.
Vol-/halfautomaat
Bedrijfsmodus volautomaat (A)
■
–
Het licht schakelt geheel automatisch door gedetecteerde bewegingen in het
bewakingsbereik. De helderheidsdrempel moet onderschreden zijn.
–
Het licht wordt uitgeschakeld na het verlaten van de ruimte plus de ingestelde nalooptijd
of bij overschrijding van de ingestelde helderheidsdrempel.
Bedrijfsmodus halfautomaat (HA)
■
–
Voor het inschakelen van het licht is een nevenpostbediening nodig, bijvoorbeeld via
een impulsdrukker. Daarna is het gedrag als volautomatisch.
–
Het licht wordt uitgeschakeld na het verlaten van de ruimte plus de ingestelde nalooptijd
of bij overschrijding van de ingestelde helderheidsdrempel.
Bedrijfsmodus korte impuls (
■
–
In deze bedrijfsmodus worden voor de duur van de detectie korte impulsen verzonden.
–
De uitgang van het apparaat kan als elektronische stroomstootschakelaar worden
geconfigureerd om bijvoorbeeld een automatische trappenhuisverlichting of
deurbellen aan te sturen. In dat geval wordt de uitgang tijdens de "aan"-fase
periodiek voor 1 seconde ingeschakeld of op 100% helderheid gedimd en
vervolgens voor 9 seconden uitgeschakeld.
Er kan geen nalooptijd worden ingesteld. De korte impuls wordt gezonden zolang er
beweging gedetecteerd wordt (steeds 1 seconde, dan 9 seconden pauze, ...).
Bij de DALI-apparaten kan de korte impuls niet worden geactiveerd.
Comfortautomaat
–
Voor het inschakelen van het licht bij het betreden van een ruimte is een
nevenpostbediening nodig, bijvoorbeeld via een impulsdrukker. Daarna is het gedrag als
volautomatisch.
–
Als de helderheid tijdens de aanwezigheid in een ruimte daalt onder de helderheidsdrempel,
wordt het licht automatisch ingeschakeld. Bij halfautomatisch bedrijf zou in dit geval een
nevenpostbediening nodig zijn, bijv. via een impulsdrukker.
–
Het licht wordt uitgeschakeld na het verlaten van de ruimte plus de ingestelde nalooptijd of
bij overschrijding van de ingestelde helderheidsdrempel.
Systeemhandboek 2CKA002273B9577
)
Aanwijzing
Een automatische trappenhuisverlichting moet in bedrijf worden
genomen bij uitgeschakeld trappenlicht. Alleen als het trappenlicht is
uitgeschakeld, kan de interne automatische helderheidsinstelling van
het apparaat correct worden uitgevoerd.
Apparaatfuncties
│32