de manchet volledig opgeblazen. Het klokpictogram moet op het beeldscherm van de Oscar 2 verschijnen om aan te
geven dat er een meting wordt uitgevoerd.
Als er problemen optreden, loop dan de installatie en aanbrenging van het systeem nog eens na.
Vervang de batterijen (2 AA's) voorafgaand aan elk onderzoek door nieuwe, alkalinebatterijen. Als u dat niet doet, kan
dat onvolledige 24-uursonderzoeken tot gevolg hebben.
Een event opnemen:
Druk op de knop Event.
De monitor laat ter bevestiging een lange piep horen en de tekst 'rcd : 01' verschijnt op het beeldscherm
(vervolgmetingen maken gebruik van de eindcijfers 02, 03 enz.). De monitor kan maximaal 30 events opslaan. Als de
patiënt meer dan 30 events probeert op te nemen, piept de monitor vier keer en verschijnt de tekst 'No rcd' op het
beeldscherm.
Opmerking: Als 'Eventmarkering' is ingeschakeld, dan wordt de functie 'Dosisrespons' uitgeschakeld.
Een dosisresponssequentie starten:
Druk op de knop Event.
De monitor laat ter bevestiging een piep horen en begint met de eerste meting in de sequentie. De knop 'Event' is
uitgeschakeld totdat alle metingen in de sequentie zijn afgerond.
Opmerking: Als 'Dosisrespons' is ingeschakeld, dan wordt de functie 'Eventmarkering' uitgeschakeld.
Handmatig instellen van de dag (Wakker)- of nacht (Slaap)-modus:
Druk op de Dag/Nacht-knop.
De monitor piept en geeft ofwel het zon- ofwel het maanpictogram weer, afhankelijk van de modus die werd
ingeschakeld.
Als de Nacht-modus werd ingeschakeld, geeft de monitor een maanpictogram weer.
Als de Dag-modus werd ingeschakeld, geeft de monitor een zonpictogram weer.
Beëindigen van het onderzoek
Als u het onderzoek wilt beëindigen voordat de patiënt terug is, instrueert u de patiënt de monitor uit te schakelen door
de Start/Stop-toets gedurende vijf (5) seconden ingedrukt te houden. De Oscar 2 laat dan vijf (5) pieptonen horen en
het beeldscherm wordt uitgeschakeld.
Verwijder de manchet, de monitor en de riem wanneer de patiënt terug komt, en download de opgenomen gegevens
naar AccuWin Pro™ 4 om ze te kunnen beoordelen.
8. Opmerkingen bij bloeddrukgegevens
Elke bloeddrukmeting kan worden beïnvloed door de meetplek, de positie van de patiënt, inspanning of de
fysiologische toestand van de patiënt. Omgevings- of operationele factoren die de prestaties van het apparaat en/of de
bloeddrukmeting kunnen beïnvloeden zijn: veelvoorkomende aritmieën zoals atriale of ventriculaire premature slagen
of atriale fibrillatie, arteriosclerose, slechte perfusie, diabetes, leeftijd, zwangerschap, pre-eclampsie, nieraandoeningen
en bewegen, rillen en beven van de patiënt.
80-0062-11-MO-RevA 2017-08-10
SunTech Oscar 2 Gebruikershandleiding | 24