Wanneer de generator continu draait, mag u het nominale vermogen niet
overschrijden. In andere gevallen moet u rekening houden met het totale
vermogen van de aangesloten apparatuur.
U mag de nominale stroom van de uitgang niet overschrijden.
Gebruik de generator niet voor doeleinden die niet kunnen worden bereikt. Let
ook op de volgende vereisten:
Sluit generatoren niet parallell aan met niet-goedgekeurde eenheden of
gebruik geen niet-goedgekeurde parallelle stroomkabels of -dozen.
Verleng de uitlaatpijp niet
Als een langere kabel vereist is, gebruikt u een flexibele kabel met een rubberen
huls (de kabel moet voldoen aan de IEC-normen).
De lengte van de verlengkabel is beperkt, de kabel van 2 mm
kabel van 3 mm
De generator moeten uit de buurt van andere draden en kabels, zoals elektrische
transmissienetwerken, worden gehouden.
Wanneer u wisselstroom gebruikt, kunt u tegelijkertijd gelijkstroom gebruiken. Let op
de som van het vermogen van wisselstroom en gelijkstroom. Deze mag het nominale
vermogen van de generator niet overschrijden.
Wisselstroom gebruiken
1. Sluit de aardingsbout aan.
2. Start de motor in overeenstemming met de vereisten in 'De motor starten'.
3. Zorg ervoor dat het aangesloten apparaat is uitgeschakeld en sluit het apparaat aan op de generator.
4. Wanneer het aan/uit-lampje (groen) brandt, schakelt u het aangesloten apparaat in.
WEES VOORZICHTIG
is 100 meter lang.
2
OPMERKING
2
is 60 meter lang; de
Aardingssymbool
18