1.4. De klemmen
Dit zijn de klemmen van de multimeter:
Figuur 4: de klemmen
Met de klemmen kunnen de metingen worden uitgevoerd m.b.v. de met het apparaat meegeleverde snoeren met meetpen.
De aansluitingsprincipes staan beschreven in paragraaf 3.
2.1 Eerste gebruik
Plaats de met het apparaat meegeleverde batterij als volgt:
1. Draai met behulp van een schroevendraaier de vier schroeven van het luikje
(nr.1) aan de achterzijde van het kastje los;
2. Plaats de batterij in het vakje (nr. 2) en denk daarbij aan de juiste polariteit;
3. Schroef het luikje weer vast op het kastje.
2.2 Ingebruikname van de multimeter
De schakelaar staat op OFF. Draai de schakelaar naar de gewenste keuze. Alle segmenten van de display verschijnen
enkele seconden (zie Figuur 1: de display) en vervolgens wordt het scherm van de gekozen functie weergegeven. De
multimeter is dan gereed voor het uitvoeren van metingen.
2.3 Uitschakeling van de multimeter
De multimeter wordt handmatig uitgeschakeld door de schakelaar weer op OFF te zetten of automatisch nadat het apparaat
tien minuten niet gebruikt is. In de negende minuut klinkt er een afwisselend geluidssignaal totdat het apparaat uitschakelt.
Druk na het uitschakelen op de toets
stand verder. Door deze laatste wijze verliest men de geactiveerde functies.
2.4 De standaard
De standaard heeft 2 posities om de multimeter op te hangen (stand 1) of om hem op een steun te plaatsen (stand 2). Ga
als volgt te werk om de stand van de standaard te wijzigen:
Stand 1: steek de palletjes van de standaard in de bovenste
gaten op de achterkant van het kastje:
1
2
2. GEBRUIK
om het apparaat weer in te schakelen of draai de schakelaar minstens één
Nr.
Ingang
3
1
Stroom 6 A, 10 A
2
Stroom 20 µA, 6000 µA, 60 mA, 600 mA
4
3
Andere metingen
4
Gemeenschappelijk
1
Figuur 5: toegang tot de batterij
Stand 2: steek de palletjes van de standaard in de onderste
gaten op de achterkant van het kastje:
7
7
2