5. Bedieningen en veiligheid
Het wordt aanbevolen om hoofdstuk 11 te lezen voor een complete beschrijving van de
beschikbare afstellingen.
OPGELET: de klem 30 (positief gemeenschappelijk bedieningen) geeft dezelfde functies
als de klem 1 en dus worden de bedieningen op het display aangegeven met 1-5, 1-3,
1-4, enz. Deze klem wijkt echter af van klem 1 aangezien deze ook geactiveerd is als de
elektronische besturingskast in stand-by staat
OPGELET: breng een geleiderbrug aan tussen alle verbreekcontacten (N.C.) als deze niet ge-
bruikt worden, of deactiveer ze in het desbetreffende menu. De aansluitklemmen met het-
zelfde nummer zijn equivalent.
5.1 Bedieningsingangen
Bediening
30
2
N.O.
30
3
N.O.
30
4
N.O.
30
5 N.O.
9 N.C.
30
30
9
N.O.
30
20
N.O.
5.2 Veiligheidsingangen
Bediening
N.C.
1
6
N.C.
1
8
Functie
SLUITING
De automatische sluiting wordt geactiveerd zodra het contact per-
AUTOMATISCH
manent wordt gesloten als voor
Het openen wordt geactiveerd zodra het contact gesloten wordt als
OPENING
voor
Het openen of sluiten wordt met de sequentie open-stop-dicht-open
geactiveerd zodra het contact gesloten wordt als voor
→
STAPSGEWIJS
De sequentie "open-stop-dicht-open" kan worden omgezet in "open-
stop-dicht-stop-open" door voor
SLUITING
De sluiting van het contact activeert het sluiten.
Het openen of sluiten wordt met de sequentie open-stop-dicht-open geacti-
veerd zodra het contact gesloten wordt als voor
OPGELET: als de automatische sluiting geactiveerd is, wordt de
STAPSGEWIJS
duur van de stop geselecteerd met de keuze
De sequentie "open-stop-dicht-open" kan worden omgezet in "open-
stop-dicht-stop-open" door voor
Het openen wordt geactiveerd zodra het contact gesloten wordt als
OPENING
voor
De opening van het veiligheidscontact stopt de beweging.
Als
STOP
zodra het contact 30-9 weer wordt gesloten.
Als
het contact 30-9 weer wordt gesloten.
De dodemansfunctie wordt geactiveerd zodra het contact 30-9 wordt
geopend als voor
- opening met dodemansfunctie 30-3;
BEDIENING
DODE-
- sluiting met dodemansfunctie 30-4;
MANS
OPMERKING: de eventueel aanwezige beveiligingen, het automa-
tisch sluiten en de insteekkaart die in de AUX-zitting is aange-
bracht, zijn gedeactiveerd.
De sluiting van het contact activeert het gedeeltelijk openen.
OPENING
Bij stilstaande automatisering verricht de gedeeltelijke openings-
GEDEELTE-
bediening de manoeuvre die exact tegenovergesteld is aan degene
LIJK
die voor de stop werd verricht.
Functie
VEILIGE STOP
STOP
BIJ SLUITEN
→
.
Beschrijving
→
→
wordt gekozen.
is gekozen.
→
→
wordt gekozen.
-
=
wordt de automatische sluiting gedeactiveerd
-
=
blijft de automatische sluiting geactiveerd zodra
→
→
Beschrijving
Voor beveiligingsinrichtingen met autotest-ingang: sluit
het uitgangscontact van de beveiligingsinrichting aan op de
aansluitklemmen 1-6 van de elektronische bedieningskast
(serie geschakeld met het uitgangscontact van de fotocel,
indien aanwezig) als voor
Voor beveiligingsinrichtingen met autotest-ingang: sluit
het uitgangscontact van de beveiligingsinrichting aan op de
aansluitklemmen 1-8 van de elektronische bedieningskast
(serie geschakeld met het uitgangscontact van de fotocel,
indien aanwezig) als voor
13
→
wordt gekozen.
→
te kiezen.
→
→
is gekozen.
→
.
→
te kiezen.
is gekozen:
→
→
is gekozen.
→
→
is gekozen.
→