Lasdata (13)
U activeert de functie lasdata door knop 8 en 9 tegelijkertijd in te drukken. Op de displays worden
dan de lasstroom en lasspanning weergegeven die werden gebruikt op het moment dat het lassen werd
onderbroken.
Selectie van lasprocessen (14)
U kunt kiezen tussen normaal MIG-lassen waarbij de draadaanvoersnelheid en de lasspanning afzonderlijk
worden ingesteld, en Synergic 1-MIG-lassen waarbij de draadaanvoersnelheid, lasspanning en gerelateerde
parameters optimaal op elkaar worden afgestemd. Voor 1-MIG-lassen stelt u de stroom en booglengte in
(zie '1-MIG-lassen').
U selecteert puntlassen (MMA) door de knop gedurende >1 seconde in te drukken. Let op! Als punt-
lassen is geselecteerd, worden de stroombron, de aangesloten houder en het MIG-pistool geactiveerd
(rustspanning).
Keuzeknop instellingen (10)
Met de keuzeknop voor instellingen selecteert u de vereiste basisinstellingen. Actieve instellingen worden
aangegeven door een LED-indicatielampje. U stelt de waarden handmatig in met de potentiometers op het
paneel of op afstand met de op de unit aangesloten afstandsbediening. Als is ingesteld dat waarden worden
gekozen met de regeleenheid die is aangesloten op het pistool, worden de draadaanvoersnelheid/stroom
(1-MIG) ingesteld met de regeleenheid en worden de lasspanning/booglengte (1-MIG) ingesteld met
potentiometer 3 op het paneel.
Let op! U kunt alleen instellingen voor de afstandsbediening of het pistool kiezen als de regeleenheid
is aangesloten op de machine.U kunt de pistoolbediening selecteren als de SETUP parameter 'GUN' is
'ON'.
Extra MIG-functies (15)
Met de selectieknop voor extra MIG-functies kunt u de functie vertraagde start ('Creep Start'), Hot Start
of kraters vullen ('Crater Level') kiezen. Door de keuzeknop in te drukken, selecteert u een of meer van de
bovengenoemde functies. Opmerking! Alleen de beschikbare functies kunnen voor de diverse lasmethoden
worden geselecteerd.
De parameters voor deze functies stelt u in met de SETUP-functie (zie 'SETUP-functies').
Kies de functie Creep Start om de eerste las eenvoudiger te maken, bijvoorbeeld bij een hoge
draadaanvoersnelheid. De draadaanvoersnelheid blijft laag tot de draad in contact komt met het werkstuk
en de stroom wordt geactiveerd. Creep Start kan worden geselecteerd voor normaal MIG-lassen of voor
Synergic 1-MIG-lassen.
De functie Hot Start is erop gericht fouten bij de eerste las te reduceren als u materiaal met een hoge
warmtegeleiding last, zoals aluminium. U kunt Hot Start selecteren als u werkt met Synergic 1-MIG-lassen
en als de modus 4T is geselecteerd. In dit geval wordt een vaste tijd voordat het gas op volle snelheid gaat
stroom, weergegeven als de startschakelaar van het pistool omlaag wordt gehouden. Hierna begint het lassen
op het niveau dat is ingesteld met de parameter Hot Start van de SETUP-modus. Het pistool keert terug naar
het normale niveau als u de pistoolschakelaar loslaat.
U stopt op dezelfde wijze als bij de normale 4T-functie.
Met de functie Crater Level voorkomt u kratervorming aan het einde van een lasproces. U kunt Crater Level
selecteren als u werkt met Synergic 1-MIG-lassen en als de modus 4T is geselecteerd.
Als u aan het einde van een las de pistoolschakelaar ingedrukt houdt, wordt de lasstroom verlaagd tot een
eerder ingesteld niveau. De functie voor het vullen van kraters wordt stopgezet als u de pistoolschakelaar
loslaat.
De waarden van de parameters die betrekking op extra MIG-functies, kunt u wijzigen met de SETUP-functie
(zie 'SETUP') of met de functie Quick SETUP. U activeert Quick SETUP door knop 15 en 16 tegelijkertijd
in te drukken. Hierna kunt u parameters voor de extra MIG-functies instellen.
U selecteert de parameters die u wilt instellen, met knop 15 of potentiometer 2. De waarde van de parameter
stelt u in met potentiometer 3. De waarde wordt direct opgeslagen in het geheugen.
1 – WeldForce KWF 00, 300, 00S, 300S / 061
© Kemppi oy