2.6. DRukINSTELLINg
Het aanpassen van de druk van de aandrijftrollen gebeurt d.m.v. schroef (20) zodat de draad gelijkmatig in
de draaddoorvoerpijp gevoerd wordt. De draad mag niet gaan slippen bij de aandrijfrollen als de draad die
uit het draadmondstuk komt een kleine weerstand ondervindt.
Een te grote druk veroorzaakt het platdrukken van de draad en het beschadigen van de
beschermlaag. Het veroorzaakt wrijving en onnodige slijtage aan de aandrijfrollen.
2.7. INSTELLEN VAN DE SpANNINg VAN DE
DRAADHASpELREm
KWF 300/300S
De remkracht kan ingesteld worden door
het aandraaien van een schroef met een
schroevedraaier. Deze schroef (A) bevindt
zich in het middelpunt van de haspel.
De remkracht moet zo ingesteld zijn dat de draad niet te ver afrolt van de draadhaspel wanneer de aandrijfrollen
tot stilstand komen. De benodigde remkracht is erg afhankelijk van de draadaanvoersnelheid die men
gebruikt.
Wanneer men de rem te strak zet, zal de motor onnodig worden belast.
2.8. AfbRANDVERTRAgINg
De elektronica in de draadaanvoerunit is zo gemaakt dat wanneer men stopt met lassen, het draadeinde
niet vastsmelt aan het draadmondstuk of het werkstuk. Dit werkt geheel automatisch, onafhankelijk van de
draadaanvoersnelheid.
2.9. WERkSTukkAbEL
Bevestig de klem van de werkstukkabel zorgvuldig, bij voorkeur direct op het te lassen werkstuk. Het
contactoppervlak moet zo groot mogelijk zijn.
Reinig het oppervlak van verf en roest!
Gebruik voor uw MIG installatie bij voorkeur kabels met een doorsnede van ten minste 70 mm². Te dunne
kabels kunnen spanningsverlies en oververhitting veroorzaken.
Wees er zeker van dat het gebruikte pistool ontworpen is om de max. lasstroom die men wil gebruiken aan
kan!
Gebruik nooit een beschadigd pistool!
1 – WeldForce KWF 00, 300, 00S, 300S / 061
KWF 200/200S
A
De remkracht kan ingesteld worden door het
aandraaien van moer (B), met de richting van
de klok.
A
B
© Kemppi oy