Bediening - vloeistofsysteem
Instelling bedieningsarma
Instelling bedieningsarma
Instelling bedieningsarma
Instelling bedieningsarmatuur
Instelling bedieningsarma
Instelling BK bedieningsarma
Instelling BK bedieningsarma
Instelling BK bedieningsarma
Instelling BK bedieningsarmatuur
Instelling BK bedieningsarma
1. Kies de juiste spuitdop. Zorg ervoor dat alle spuit-
doppen van hetzelfde type zijn en dezelfde capaciteit
hebben. Zie de handleiding "spuittechniek".
2. Open of sluit hendel (1) afhankelijk van de vraag of
persroering nodig is. (Houdt er rekening mee dat
persroering 5% tot 10% van de pompcapaciteit
neemt).
B
5
3
T020-0019
3. Draai de hendel van de hoofdkraan (2) naar de AAN-
stand (A).
4. Stel alle handbediende hendels (3) op het sectie-
kranenblok op de AAN-stand (A).
5. Draai de HARDI-MATIC-kraan (4) naar links naar zijn
uiterste stand.
6. Zet de trekker in zijn vrij en stel de aftakas in, waarbij
het toerental van de pomp moet corresponderen met
de geplande rijsnelheid.
LET OP! Het aftakastoerental moet tussen 300-600 t/
min blijven.
7. Stel de HARDI-MATIC-kraan (4) zo in, dat de
manometer de aanbevolen druk aangeeft.
INSTELLING VAN GELIJKDRUKSYSTEEM:
8. Plaats de eerste hendel (3) op het sectiekranenblok
in de UIT-stand (B).
9. D raai de instelschroef (5) totdat de manometer
weer dezelfde druk aangeeft.
10. Stel de andere secties van het sectiekranenblok op
dezelfde manier in.
Hierna is instelling van het gelijkdruksysteem alleen
nodig als u overgaat op spuitdoppen met een
andere capaciteit.
11. Bediening van het armatuur tijdens het rijden:
Om de vloeistofstroom naar de boom te stoppen de
hendel van de hoofdkraan (2) naar de UIT-stand (B)
draaien. Daardoor wordt de pompafgifte via het
retoursysteem teruggevoerd naar de tank. De
antidrup-membraanspuitdophouders zorgen ervoor
dat alle spuitdoppen onmiddellijk afgesloten wor-
tuur
tuur
tuur
tuur
tuur
tuur
tuur
tuur
2
A
A
1
4
den. Om de vloeistofstroom naar één of meer
boomsecties te stoppen hendel (3) van het sectie-
kranenblok naar UIT-stand (B) draaien voor de
sectie die afgesloten moet worden. Het gelijkdruk-
systeem zorgt ervoor, dat de druk in de secties die
open blijven niet toeneemt.
Instelling van de EV
Instelling v
Instelling v
an de EV
an de EV
an de EVC-bedieningsarma
Instelling v
Instelling v
an de EV
B
T020-0044
Voor het spuiten moet de EVC-bedieningsarmatuur
ingesteld worden met schoon water (zonder chemi-
caliën).
1. Kies de juiste dopmaat door de TRIPLET dophouders
in de gewenste stand voor het spuiten te draaien.
Zorg er voor dat alle doppen van hetzelfde type zijn
en dezelfde capaciteit hebben. Zie de handleiding
"Spuittechniek".
2. Zet de schakelaar voor de hoofdkraan (A) op groen.
3. Zet alle schakelaars voor de sectiekranen (V) op
groen.
4. Schakelaar voor drukregeling (C) vasthouden totdat
de noodknop niet meer draait (minimum druk).
5. Zet de trekker in zijn vrij en stel de aftakas zo in dat
het toerental van de pomp overeenkomt met de ge-
wenste rijsnelheid. Het toerental van de aftakas moet
tussen de 300 en 600 t/min (pomp 540 t/min) of tus-
sen 650 en 1100 t/min (pomp 1000 t/min) blijven.
6. Schakelaar voor drukregeling (C) vasthouden, totdat
de gewenste druk aangegeven wordt door de
manometer.
C-bedieningsarmatuur
C-bedieningsarma
C-bedieningsarma
C-bedieningsarma
tuur
tuur
tuur
tuur
25