De SBMS-supervisor voorkomt dat de batterij wordt overladen als de
wisselstroomadapter op de batterij blijft aangesloten. De SBMS-
supervisor ontkoppelt de cellen aan het einde van de oplaadcyclus
(en stopt met opladen), maar blijft wel voeding doorgeven aan het
instrument. De SBMS-supervisor voorkomt tevens dat de batterij te
ver leegloopt als deze al leeg is.
TSI adviseert om de batterij volledig op te laden voordat een nieuw
instrument voor de eerste keer wordt gebruikt. De batterij kan worden
opgeladen als deze niet in het instrument is geplaatst. Er kan dus ook
een tweede batterij worden opgeladen terwijl het apparaat op een
andere batterij werkt. TSI adviseert ook om de batterij na elk gebruik
op te laden.
De batterij moet een aantal keren zijn opgeladen/gebruikt voordat het
SBMS-systeem de capaciteit van de nieuwe batterij kent. (De batterij
moet bijna vol zijn als u deze ontvangt.)
Het SBMS-systeem zal de capaciteit van de batterij sneller leren
kennen als deze meerdere keren helemaal wordt opgeladen en
daarna wordt gebruikt totdat hij leeg is.
Laat de batterij periodiek (om de paar maanden) helemaal leeglopen
en laad deze daarna opnieuw op om te zorgen dat de SBMS-
gasmeter zo nauwkeurig mogelijk blijft.
De batterij opslaan wanneer deze niet wordt gebruikt
Om schade aan het instrument te voorkomen, mag de oplaadbare
batterij niet te lang helemaal zijn leeggelopen. De batterij moet
voorafgaand aan het bewaren worden opgeladen en daarna om de
zes (6) maanden worden opgeladen als deze niet wordt gebruikt.
De oplaadbare batterij kan langer worden gebruikt als deze in een
koude omgeving wordt opgeborgen. Langdurige warmte
(verschillende maanden) vergroot de zelfontlading van de cellen en
zal uiteindelijk leiden tot verslechtering van de capaciteit van de
batterij.
10
Hoofdstuk 2