De volgende parameters en functies kunnen
handmatig worden ingesteld en gewijzigd:
temperatuur bestuurderszijde/passa-
gierszijde voor;
aanjagersnelheid (traploze regeling);
luchtverdeling in vijf standen (bestuur-
der/passagier voor);
inschakelen van de compressor;
niet gescheiden/gescheiden regeling;
snelle ontwaseming/ontdooiing;
luchtrecirculatie;
achterruitverwarming;
uitschakelen van het systeem.
BEDIENINGSORGANEN
A drukknop voor inschakelen functie
MONO (gelijkstellen ingestelde tempe-
raturen)
B drukknop voor in- en uitschakelen air-
cocompressor
C drukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie
D display met informatie over klimaatre-
geling
E drukknop voor uitschakelen airconditioning
F drukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (snelle ont-
dooiing/ontwaseming voorruit en zijruiten voor)
G drukknop voor in- en uitschakelen achterruitverwarming
H drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische
werking) en draaiknop voor regelen temperatuur aan pas-
sagierszijde
I
drukknoppen voor instellen luchtverdeling aan passagierszijde
L verhogen/verlagen aanjagersnelheid
M drukknoppen voor instellen luchtverdeling aan bestuur-
derszijde
N drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische
werking) en draaiknop voor regelen temperatuur aan
bestuurderszijde
L0D0065m
81