7.2 VOOR INGEBRUIKNAME
AANWIJZING
De eerste ingebruikname moet de Motorolie worden bijgevuld! Indien u geen of te weinig
olie gebruikt kan dit tot onherstelbare schade van de motor leiden. In dit geval zijn zowel de
verkoper als de fabrikant niet aansprakelijk voor garantie claims.
(Afbeelding 4 + 14)
• In de handel verkrijgbare motorolie gebruiken met de specificaties10W-30 of 10W-40.
• Olieschroefdop (13/2) uit de motor verwijderen.
• Motorolie bijvullen tot het zichtbaar in de olie inlaat staat (= onderkant van de olie-inlaat/
ingang) Benodigde hoeveelheid ongeveer 0,6 liter. Niet over vullen.
Controleert u voor het starten van de motor:
• de motorolie stand
• de brandstofhoeveelheid stand – de tank moet minstens halfvol zijn
• de toestand van het luchtfilter
• de toestand van de brandstofleidingen
• de van buitenaf zichtbare schroef/bout verbindingen. Kijk of alles goed vast zit!
7.3 Motor starten (Afbeelding 5 – 10)
• Brandstofkraan(5) openen door deze naar rechts te schuiven.
• In een koude toestand de chokehendel (4)naar links zetten op „CLOSE / GESLOTEN.
• In een warme toestand de chokehendel (4) naar rechts zetten op „OPEN ".
• Gashendel (9) iets naar links schuiven.
• Contactschakelaar(1) op„ON / AAN" zetten.
• Zachtjes aan de Trekstarter (2) trekken, tot er weerstand voelbaar is en dan krachtig aan
de trekstarter trekken en langzaam weer laten oprollen.
• Choke (4)openen tijdens het warmlopen van de motor.
• Gashendel (9) om te beginnen met de werkzaamheden volledig open zetten of afstellen
op het gewenste motor toerental.
7.4 Motor uitschakelen (Afbeelding. 11 – 13)
•
Gashendel (9) in de stationair stand „SLOW / LANGZAAM" naar rechts schuiven.
•
Contactschakelaar (1)op „OFF /UIT "zetten.
•
Aansluitend de brandstofkraan (5) om af te sluiten naar links schuiven op „OFF / UIT".
7.5 Gebruik
Laat de motor op volle toeren draaien, gebruik daarvoor de gas regeling hendel (J).Daarbij
zal de trilplaat zich vanzelf naar voren bewegen bij een normale snelheid. Bij
hoogteverschillen moet u de trilplaat lichtjes voorwaarts duwen. Bij afdalingen de trilplaat
enigszins tegenhouden om de snelheid te doen afnemen.
LET OP
Bij hoogteverschillen onderaan de stijging beginnen. Een stijging die men probleemloos
bergopwaarts aankan, is bergafwaarts ook zonder gevaar uit te voeren. De gebruiker mag
nooit met zijn gezicht bergafwaarts staan.