®
FlexCut
200 CE
Gebruikersinterface
Scherm voor modusselectie
Drukken om te selecteren
Kies tussen vier beschikbare modi:
Snijden – Voor snijbewerkingen op een massief werkstuk.
Markeren – Voor verkleuring of lichte verwijdering van
materiaal. Kan worden gebruikt om onderdeelnummers,
buiglijnen, boormarkeringen of vele andere
oppervlaktemodificaties aan te brengen.
Stroomnet – Voor snijbewerkingen op een niet-continu
werkstuk.
Gutsen – Voor het verwijderen van materiaal van een werkstuk
(verwijderen van een las).
Bij het inschakelen zal de machine standaard in de laatst gebruikte modus
en werkpunt gaan. Als dit de eerste keer is dat de machine wordt
ingeschakeld, zal de machine standaard in een snijmodus gaan en het
maximale werkpunt op het display weergeven. Door op de 'HOME'-toets te
drukken, kan de gebruiker kiezen tussen de 4 verschillende
bedieningsmodi. Deze modi kunnen worden geselecteerd door de
menutoets/knop van het gewenste gemarkeerde vakje in te drukken. Het
gebruik van de gebruikersinterface is geblokkeerd als de machine is
aangesloten op een HMI-besturing via de Ethernet-poort aan de achterkant
van de machine.
Snijden
Drukken om te
selecteren
FIGUUR B.4 SCHERM ACTIEVE MODUS
Uitgangsstroom
Druk plasmagas
Druk afschermingsgas
Het scherm Actieve modus toont de volgende informatie:
Pictogram actieve modus – Het pictogram van de momenteel
geselecteerde modus wordt hier weergegeven. Om een nieuwe modus te
selecteren, drukt u op de HOME-toets en de gewenste modus, of gebruikt u
de HMI. Wanneer het op afstand wordt bediend via de System HMI, wordt
het moduspictogram grijs weergegeven.
Uitgangsstroom – Draai aan de regelknop om de gewenste
uitgangsstroom in te stellen, of werk deze bij met de HMI. Tijdens het
snijden toont het scherm de werkelijke snijstroom in ampère. Het bereik
van de uitgangsstroom is afhankelijk van de gekozen modus...
Druk plasmagas – De druk van het plasmagas wordt op een lineaire
schaal weergegeven, met het midden van het groene bereik als
aanbevolen druk voor het plasmagas, afhankelijk van de geselecteerde
modus. Gebruik de knop van de regelaar voor het plasmagas aan de
voorkant van het apparaat om de druk in te stellen. Het wordt aanbevolen
dit alleen te doen als er gas stroomt. Houd de knop PURGE (REINIGEN)
rechts van de regelknop ingedrukt terwijl u de knop van de regelaar voor
het plasmagas uittrekt en draait om de gewenste druk in te stellen. Een
zuiveringsopdracht kan ook via de HMI worden geïnitieerd.
Druk afschermingsgas – De druk van het afschermingsgas wordt eveneens
op een lineaire schaal weergegeven, met het midden van het groene bereik
als aanbevolen druk voor het afschermingsgas, afhankelijk van de
geselecteerde modus. Gebruik de knop van de regelaar voor het
afschermingsgas aan de voorkant van het apparaat om de druk in te
stellen. Het wordt aanbevolen dit alleen te doen als er gas stroomt. Houd de
knop PURGE (REINIGEN) ingedrukt terwijl u de knop van de regelaar voor
het afschermingsgas uittrekt en draait om de gewenste druk in te stellen.
Een zuiveringsopdracht kan ook via de HMI worden geïnitieerd.
B-3
BEDIENING
Pictogram actieve
modus