Beschrijving van de menu's
Bedieningsmodus
Schakel de methode van het regelen van de lichtbron en de ventilator.
Optie
Normaal
Normale aandrijfstand. De helderheid neemt na verloop van tijd af.
Bijna dezelfde helderheid die bij installatie is ingesteld, blijft behouden.
Vaste helderheid
Slijtage van de laserdiode wordt door een sensor waargenomen en de
stroomsterkte neemt toe om de slijtage te compenseren.
De bruikbare levensduur van optische onderdelen wordt relatief langer
Lange duur 1
door het helderheidsniveau van de lichtbronmodus te beperken en de
ventilatoraandrijving te reguleren.
De bruikbare levensduur van optische onderdelen wordt nog langer
Lange duur 2
door het helderheidsniveau van de lichtbronmodus nog verder te
verlagen en de ventilatoraandrijving nog meer te reguleren.
Wanneer u de projector 24 uur of langer continu gebruikt, of wanneer u de projector
uitschakelt door het netsnoer te ontkoppelen, dient u kalibratie van de lichtbron uit te
voeren met een van de onderstaande instellingen. Als de kalibratie niet wordt
uitgevoerd, houdt de projector geen vaste helderheid aan.
• Geef regelmatig [OK] op in [Lichtbron kalibreren] in [Kalibreren] (P161).
• Geef CALIBRATION op in [Schema] (P158).
Lenspositiemodus
Schakel over op het gewenste lensinstelbereik.
Optie
Normaal
Voor een normaal lensinstelbereik.
Uitgebreid
Voor een uitgebreid lensinstelbereik.
• Als u [Uitgebreid] selecteert, kan dit ten koste gaan van de beeldkwaliteit en
trapeziumcorrectie, afhankelijk van de mate waarin u de lenspositie wijzigt.
• Als u [Normaal] selecteert wanneer de lens is ingesteld op een positie in het
uitgebreide bereik (buiten de normale positie), wordt de lens teruggesteld (P141).
Marginale scherpstelling
Bij projectie in koepels kunt u de scherpte aan de randen van het scherm instellen. Met de
afstandsbediening kunt u deze scherpstelling inschakelen en uitschakelen. Raadpleeg
scherpte bij de randen instellen" (P96) voor gedetailleerde instructies.
Optie
Uit
Schakel scherpstelling van beeldranden via de afstandsbediening uit.
Schakel scherpstelling van beeldranden via de afstandsbediening in.
Om toegang te krijgen tot het aanpassingsvenster drukt u twee keer
Aan
op de knop LENS op de projector of twee keer op de knop FOCUS op
de afstandsbediening.
Terugstellen
Herstel de standaardpositie van de randscherpstelling.
• Bij sommige typen lens is de functie Marginale scherpstelling niet beschikbaar.
• Als u deze functie instelt op [Uit], voorkomt u alleen dat het instelvenster wordt
weergegeven. Aanpassingswaarden blijven bewaard. Gebruik deze instelling om
scherpstelling van beeldranden via de afstandsbediening te voorkomen.
Functie
Functie
Functie
137
" De