Verklarende woordenlijst
AANVOERLEIDING
De leiding waardoor het verwarmde water wordt vervoerd
van de warmtepomp naar het verwarmingssysteem van de
woning (radiatoren/verwarmingsspiraalen).
AANVOERTEMPERATUUR
De temperatuur van het verwarmde water dat de warmte-
pomp naar het verwarmingssysteem zendt. Hoe kouder de
buitentemperatuur, hoe hoger de aanvoerleidingtemperatuur
wordt.
AFGEVOERDE LUCHT
De lucht waaraan de warmtepomp warmte heeft onttrokken
en die zodoende is gekoeld. Deze lucht wordt uit het gebouw
geblazen.
AFGIFTESYSTEEM
Afgiftesystemen worden ook wel verwarmingssystemen
genoemd Het gebouw wordt verwarmd met behulp van ra-
diatoren, vloerspiralen of convectorventilatoren.
AFGIFTESYSTEEM
De leidingen naar het klimaatsysteem van de woning vormen
de warmtedragerkant.
AFVOERLUCHT
De lucht die afkomstig is van de luchtafvoer in de diverse
ruimtes van de woning naar de F370.
BEREKENDE AANVOERLEIDINGTEMPERATUUR
De temperatuur waarvan de warmtepomp berekent dat het
verwarmingssysteem deze vereist voor een optimale tempe-
ratuur in de woning. Hoe kouder de buitentemperatuur, hoe
hoger de berekende aanvoertemperatuur.
BIJVERWARMING
De bijverwarming is de warmte die in aanvulling op de
warmte van de compressor in uw warmtepomp wordt gepro-
duceerd. Bijverwarmers zijn bijvoorbeeld een elektrisch
verwarmingselement, elektrische verwarmer, gas-/olie-
/pellet-/houtbrander of blokverwarming.
BOILER
Tank waarin water voor huishoudelijk gebruik wordt ver-
warmd. Zit in de warmtepomp, maar er kan een extra boiler
worden geïnstalleerd als de vraag naar veel warm water
hoog is.
BUITENVOELER
Een voeler die zich buitenshuis bevindt. Deze voeler geeft
aan de warmtepomp aan hoe warm het buiten is.
CIRCULATIEPOMP
Pomp die vloeistof laat circuleren in een leidingsysteem.
36
Hoofdstuk 6 | Verklarende woordenlijst
COMPRESSOR
Perst het gasvormige koudemiddel samen. Als het koude-
middel wordt samengeperst, nemen de druk en de tempera-
tuur toe.
CONDENSOR
Warmtewisselaar waar het warme gasvormige koudemiddel
condenseert (afkoelt en een vloeistof wordt) en de warmte-
energie afgeeft aan het verwarmings- en warmtapwatersys-
teem van de woning.
ELEKTRISCHE BIJVERWARMING
Dit is de elektriciteit die bijvoorbeeld een elektrisch verwar-
mingselement verbruikt als het vermogen van de compressor
onvoldoende is om aan de warmtevraag van de woning te
voldoen.
EXPANSIEVAT
Reservoir met verwarmingsvloeistof dat tot taak heeft de
druk in het verwarmingssysteem te egaliseren.
EXPANSIEVENTIEL
Klep die de druk van het koudemiddel verlaagt, waarna de
temperatuur van het koudemiddel zakt.
FILTERTIJD
Geeft de tijd aan waarover de gemiddelde buitentemperatuur
is berekend.
HUISHOUD-WARMTAPWATER
Het water waarmee men bijvoorbeeld een douche neemt.
KOUDEMIDDEL
Substantie die in een gesloten circuit van de warmtepomp
circuleert en die door drukveranderingen verdampt of con-
denseert. Tijdens het verdampen absorbeert het koudemid-
del warmte-energie en tijdens het condenseren geeft het
koudemiddel warmte-energie af.
LUCHTUITLATEN
Openingen, normaal gesproken in het plafond in de keu-
ken/badkamer/inbouwkast die de lucht afvoeren naar de
F370.
MENGKLEP
Een klep die koud water mengt met het warme water dat de
ketel verlaat.
NOODSTAND
Een stand die met de schakelaar kan worden geselecteerd
in het geval van een storing. Hierdoor stopt de compressor.
Wanneer de warmtepomp in de noodstand staat, wordt het
gebouw en/of het warmtapwater verwarmd met een elektri-
sche bijverwarming.
OVERSTORTVENTIEL
Een klep die opent en een kleine hoeveelheid vloeistof
doorlaat indien de druk te hoog is.
NIBE F370