3. [ Afb. P13 ]: Besproeiingsduur-uren met de
▼-▲-toetsen instellen ((bijv.
OK-toets bevestigen.
Run Time en de besproeiingsduur-minuten
knipperen in de display.
4. [ Afb. P14 ]: Besproeiingsduur-minuten met de
▼-▲-toetsen instellen (bijv.
de OK-toets bevestigen.
Besproeiingscyclus knippert in de display.
5. [ Afb. P15 ]: Sensor-directe besturing
de ▼-▲-toetsen selecteren met de OK-toets
bevestigen.
Na elke besproeiing volgt een besproeiingspauze
van 2 uren, waarin de bodemvochtigheidssensor
de bodemvochtigheid bepaalt.
Voorbeeld:
Besproeiingsduur = 10 minuten.
De besproeiing begint, wanneer de sensor tussen
20 en 6 uur droog (sensor dry) meldt en stopt
wanneer de sensor vochtig (sensor wet) meldt
of uiterlijk na 10 minuten. 2 uren na het stoppen
van de besproeiing start de besproeiing bij droog
(sensor dry) opnieuw, bij vochtig (sensor wet)
wordt weer 2 uren met besproeien gewacht
enz. tot max. 6 uur. Tussen 6 en 20 uur wordt
niet besproeid.
De besproeiingsduur is in de fabriek ingesteld op
30 minuten.
Noodprogramma (de maan
wanneer in de sensordirecte besturing geen sensor
is aangesloten of de aansluitkabel defect is, wordt
om de 24 uur besproeid. De besproeiingsduur
komt overeen met de ingestelde Run-Time, maar
is begrensd tot maximaal 30 minuten.
Sensor-directe besturing verlaten [Level 5]:
1. Menu-toets 4 keer indrukken.
De maan
knippert in de display.
2. Een andere besproeiingscyclus met de
▼-▲-toetsen selecteren en met de OK-toets
bevestigen.
Besproeiingsprogramma lezen / wijzigen:
Wanneer in een programma een waarde moet
worden gewijzigd, kan deze worden gewijzigd
zonder de andere waarden van het programma
te wijzigen.
1. Menu-toet 2 keer indrukken.
Start en de uurweergave knipperen op de
display.
2. Menu-toets indrukken om naar het volgende
programma-level te springen
38
uren) en met de
0
minuten) en met
10
met
knippert):
– of –
Programmagegevens met de ▼-▲-toetsen wijzi-
gen en met de OK-toets bevestigen.
Wanneer de besproeiingsduur tijdens het
lopende programma wordt gewijzigd, wordt
de lopende besproeiing beëindigd.
C) Handmatige besproeiing:
Elk ventiel kan op elk gewenst tijdstip worden
geopend of gesloten. Ook een programmage-
stuurd open ventiel kan voortijdig gesloten worden
zonder de programmagegevens (besproeiings-
starttijd, besproeiingsduur en besproeiingsfre-
quentie) te veranderen. Het besturingsgedeelte
moet ingestoken zijn.
1. Ventiel 1 ( ï V1) of ventiel 2 (V2 ð ) met de
▼-▲-toetsen selecteren.
2. [ Afb. P16 ]: Man.-toets indrukken om het ventiel
met de hand te openen (c. q. een geopend ven-
tiel sluiten).
Run Time en de minuten van de besproeiings-
duur (af fabriek op
30
knipperen gedurende 10 seconden op het
display.
3. [ Afb. P17 ]: Terwijl de minuten van de besproei-
ingsduur knipperen, kan de besproeiingsduur
met de ▼-▲-toetsen (tussen
gewijzigd worden (bijv.
OK-toets bevestigd worden.
4. Man.-toets indrukken om het ventiel voortijdig
te sluiten.
Het ventiel wordt gesloten.
De gewijzigde handmatige openingsduur wordt
opgeslagen, d. w. z. bij elke toekomstige handma-
tige opening van het ventiel is de gewijzigde ope-
ningsduur ingesteld. Als de handmatige openings-
duur op
veranderd wordt, wordt het ventiel
0:00
gesloten en blijft ook na indrukken van de Man.-
toets gesloten (kinderbeveiliging).
Wanneer het ventiel manueel werd geopend en
een geprogrammeerde besproeiingsstart wordt
door de manuele openingsduur doorkruist, wordt
het besproeiingsprogramma niet uitgevoerd.
Voorbeeld:
het ventiel wordt om 9.00 uur met de hand
geopend, de openingsduur bedraagt 10 min.
Een programma waarvan de starttijd tussen
9.00 en 9.10 uur ligt wordt in dit geval niet uit-
gevoerd.
Reset [ afb. P18 ]:
De fabrieksinstellingen worden weer ingesteld.
minuten ingesteld)
en
)
0:00
0:59
minuten) en met de
10