Klemafmetingen:
R1...R5: 0,2...2,5 mm
0,14...1,5 mm
R6...R11: 0,14...2,5 mm
Aanhaalmomenten: 0,5...0,6 N·m (0,4 lbf·ft)
Opmerkingen:
1)
Hand: 0...10 V -> frequentie referentie.
PID: 0...10 V -> 0...100% PID setpoint.
2)
De signaalbron wordt extern gevoed. Zie de instructies van de fabrikant. Voor het gebruik van
sensoren gevoed door de hulpspanningsuitgang van de omvormer, zie het hoofdstuk
Elektrische installatie, sectie Aansluitvoorbeelden van twee-draads en drie-draads sensoren
in de Hardwarehandleiding van de omvormer.
3)
In scalar besturing (standaard): Zie Menu - Primaire instellingen - Start, stop, referentie -
Constante frequenties of parametergroep
DI3 DI4 Werking (parameter)
Scalar besturing (standaard)
0
0
Stel frequentie in via AI1
1
0
28.26 Constante frequentie 1
0
1
28.27 Constante frequentie 2
1
1
28.28 Constante frequentie 3
4)
Aard de buitenste afscherming van de kabel over 360 graden onder de aardklem op
de aardingsplaat voor de besturingskabels.
5)
Aangesloten met jumpers in de fabriek.
6)
Alleen frames R6...R11 hebben de klemmen 40 en 41 voor externe 24 V AC/DC ingang.
7)
Selecteer spanning of stroom voor ingangen AI1 en AI2 en uitgang AO1 via respectievelijk
parameters 12.15,
Ingangssignalen
•
Analoge referentie (AI1)
•
Actuele terugkoppeling van PID (AI2)
•
Besturingslocatie:(Hand of PID) selectie (DI2)
•
Start/stop selectie, Hand (DI1)
•
Start/stop selectie, PID (DI6)
•
Constante frequentie selectie (DI3, DI4)
•
Runvrijgave (DI5)
Uitgangssignalen
•
Analoge uitgang AO1: Uitgangsfrequentie
•
Analoge uitgang AO2: Motorstroom
•
Relaisuitgang 1: Gereed voor bedrijf
•
Relaisuitgang 2: In bedrijf
•
Relaisuitgang 3: Fout (-1)
2
(klemmen +24V, DGND, DCOM, B+, A-)
2
(klemmen DI, AI, AO, AGND, RO, STO)
2
(alle klemmen)
12.25
en 13.15.
28 Frequentie referentie
Besturingsmacro's 93
keten.