Klemafmetingen:
R1...R5: 0,2...2,5 mm
0,14...1,5 mm
R6...R11: 0,14...2,5 mm
Aanhaalmomenten: 0,5...0,6 N·m (0,4 lbf·ft)
Opmerkingen:
1
)
Als DI3 en DI4 beide actief of niet-actief zijn, blijft de frequentie/toerentalreferentie ongewijzigd.
De bestaande frequentie/toerentalreferentie wordt opgeslagen gedurende een stop of
uitschakeling van de voeding.
2)
In scalar besturing (standaard): Zie Menu - Primaire instellingen - Start, stop, referentie -
Constante frequenties of parameter
In vectorbesturing: Zie Menu - Primaire instellingen - Start, stop, referentie - Constante
toerentallen of parameter
3)
Aard de buitenste afscherming van de kabel over 360 graden onder de aardklem op
de aardingsplaat voor de besturingskabels.
4)
Aangesloten met jumpers in de fabriek.
5)
Alleen frames R6...R11 hebben de klemmen 40 en 41 voor externe 24 V AC/DC ingang.
6)
Selecteer spanning of stroom voor ingangen AI1 en AI2 en uitgang AO1 via respectievelijk
parameters 12.15,
Ingangssignalen
•
Start/Stop selectie (DI1)
•
Draairichting selectie (DI2)
•
Referentie omhoog (DI3)
•
Referentie omlaag (DI4)
•
Constante frequentie/toerental 1 (DI5)
•
Runvrijgave (DI6)
Uitgangssignalen
•
Analoge uitgang AO1: Uitgangsfrequentie
•
Analoge uitgang AO2: Motorstroom
•
Relaisuitgang 1: Gereed voor bedrijf
•
Relaisuitgang 2: In bedrijf
•
Relaisuitgang 3: Fout (-1)
2
(klemmen +24V, DGND, DCOM, B+, A-)
2
(klemmen DI, AI, AO, AGND, RO, STO)
2
(alle klemmen)
28.26 Constante frequentie
22.26 Constant toerental
12.25
en 13.15.
Besturingsmacro's 89
1.
1.