2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u
de aftapplug terug.
3. Verwijder het oliefilter (Figuur 64).
1. Oliefilter
4. Smeer een dun laagje schone olie op de pakking van
het nieuwe filter.
5. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai
het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking
contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter
vervolgens nog eens 1/2 slag.
Belangrijk: Draai het filter niet te vast.
6. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil controleren
in Gebruiksaanwijzing (bladz. 29).
De gashendel afstellen
1. Zet de gashendel naar voren zodat deze ongeveer
3,2 mm van de voorkant van de sleuf in de
bedieningsarm zit.
2. Maak de klem van de gaskabel op de gaskabel los.
Deze zit naast de hefboomarm van de injectiepomp
(Figuur 65).
Figuur 64
1. Draaipunt van gaskabel
2. Hefboomarm van
injectiepomp
3. Houd hefboomarm van de injectiepomp tegen de
regelschroef voor het stationair toerental (Figuur 65).
4. Trek de gaskabel strak en zet de klem van de gaskabel
vast.
Opmerking: Als de kabelklem is vastgezet, moet
het draaipunt van de kabel onbelemmerd kunnen
ronddraaien op de hefboomarm van de injectiepomp.
5. Als de gashendel tijdens het gebruik niet in positie
blijft, moet u de borgmoer waarmee de frictieregelaar
op de gashendel wordt vastgezet verder aandraaien.
47
Figuur 65
3. Regelschroef voor
stationair toerental
4. Klem van gaskabel