FINE (Fijnafstelling, alleen analoge ingang)
U verbetert de scherpte, zuiverheid en stabiliteit van het beeld door de waarde van deze instelling te verhogen of te
verlagen.
Als de beeldinstelling met de functie "AUTO ADJUST" (Automatische regeling) en "H.SIZE" (Breedte) niet naar wens
is, kunt u de beeldinstelling nog verfijnen met de functie "FINE" (Fijnafstelling).
Hiervoor kan een Moiré-testpatroon worden gebruikt. Als de waarde voor FINE (Fijnafstelling) onjuist is gekalibreerd,
ziet het beeld eruit zoals in de illustratie links. Het beeld moet gelijkvormig zijn.
EXPANSION (Uitbreiding)
Hiermee stelt u de zoommethode in.
FULL (Volledig): Het beeld wordt uitgebreid naar volledig scherm, ongeacht de resolutie.
ASPECT (Vaste verhouding): Het beeld wordt uitgebreid zonder dat de verhouding wordt gewijzigd.
OFF (Uit): Het beeld wordt niet uitgebreid.
OPMERKING: Als het beeld wordt gedraaid, kunnen tekens en regels wat vaag zijn, afhankelijk van de
signaalresolutie.
SHARPNESS (Scherpte)
Met deze functie kunt u op digitale wijze ervoor zorgen dat u bij elke signaaltiming een duidelijk beeld hebt. Deze
functie is voortdurend aanpasbaar voor een duidelijk of zachter beeld, afhankelijk van uw voorkeur, en wordt
onafhankelijk ingesteld voor verschillende signaaltimings.
AUTO ADJUST (Automatische regeling) (Alleen analoge ingang)
Hiermee past u automatisch de bedieningselementen voor beeldpositie, H. SIZE (Breedte) en FINE (Fijnafstelling) aan.
Wanneer u AUTO ADJUST (Automatische regeling) gebruikt, raden wij aan een witte afbeelding weer te geven om het
scherm te vullen.
Kleurenbeheersystemen
PICTURE MODE (Beeldmodus)
Hiermee wordt de beeldmodus gewijzigd die het meest geschikt is voor het type inhoud dat wordt weergegeven.
Er zijn 5 beeldmodi beschikbaar die kunnen worden aangepast. Zie het menu Advanced (Geavanceerd) Label1
PICTURE MODE (Beeldmodus) (pagina 18) en "De functie PICTURE MODE (Beeldmodus) gebruiken" (pagina 17)
voor meer informatie.
WHITE (Wit)
Met deze instelling wordt de wittemperatuur aangepast tot NATIVE of een specifieke kleurtemperatuur. Een lagere
kleurentemperatuur maakt het scherm enigszins rood, een hogere kleurentemperatuur maakt het scherm enigszins
blauw. NATIVE is een standaardkleurtemperatuur van het LCD-paneel. 6500K wordt aanbevolen voor algemene
grafische ontwerpdoeleinden en 5000K voor afdrukken.
OPMERKING:
Aanpassing van WHITE is mogelijk tot 5000K als LOW BLUE is ingesteld.
ADJUST (Aanpassen)
HUE (Tint): hiermee past u de tint van elke kleur aan*
in de menubalken voor de kleur wordt de mate van aanpassing weergegeven.
OFFSET: Hiermee past u de helderheid van elke kleur aan*
helderheid van de kleur neem toe.
SATURATION (Verzadiging): Hiermee past u de diepte van elke kleur aan*
en de levendigheid van de kleur neemt toe.
WHITE (witbalans): Als de kleurtemperatuur verdere aanpassing vereist, kunnen de individuele R/G/B-niveaus van
het witpunt worden aangepast. CUSTOM (aangepast) moet als de TEMPERATURE (temperatuur) selectie worden
weergegeven om de R/G/B-niveaus te kunnen aanpassen.
*
1
: ROOD, GEEL, GROEN, CYAAN, BLAUW en MAGENTA.
ADVANCED SETTING (Instelling voor Geavanceerd)
Het menu ADVANCED (Geavanceerd) wordt weergegeven. Raadpleeg pagina 18 voor uitgebreide informatie.
Stel de PICTURE MODE (Beeldmodus) gedetailleerd in Label 1 in de Advanced-handleiding.
De waarde voor FINE
(Fijnafstelling) is onjuist.
Nederlands-13
De waarde voor FINE
(Fijnafstelling) is juist.
. De kleurverandering wordt op het scherm weergegeven en
1
. Druk op de knop "RIGHT" (RECHTS) en de
1
. Druk op de knop "RIGHT" (RECHTS)
1