BIJ SYSTEMEN MET CENTRALE BEDIENING
Als de binnenunit centraal wordt bediend moet de
instelling van de afstandsbediening worden aange-
past.
Neem in dit geval contact op met uw plaatselijke ver-
deler.
5. BEREIK
Indien de temperatuur of de luchtvochtigheid buiten
het werkingsbereik* valt, kan de veiligheidsapparat-
uur inschakelen en de airconditioner afslaan, en
soms kan er water uit de binnenunit lekken.
* Raadpleeg het werkingsbereik zoals beschreven in
de bedieningshandleiding van de binnen- of buite-
nunit.
6. INSTALLATIELOCATIE
Raadpleeg de bedieningshandleiding van de binne-
nunit.
7. BEDIENING
Zie Afb. 1 op pagina [1]
• De bedieningsprocedure varieert afhankelijk van
het type warmtepomp en het type met directe
koeling. Neem contact op met uw plaatselijke ver-
deler om het systeemmodel te bevestigen.
• Schakel de hoofdschakelaar 6 uur voordat u het
apparaat in gebruik neemt in (ter bescherming
van het apparaat).
• Schakel de stroomtoevoer niet uit tijdens
seizoensgebonden gebruik van de airconditioner.
Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de aircondi-
tioner moeiteloos opstart.
• Wanneer de hoofdschakelaar tijdens bedrijf wordt
uitgeschakeld, zal het apparaat direct inge-
schakeld worden nadat de hoofdschakelaar weer
wordt ingeschakeld.
KOELEN, VERWARMEN,
AUTOMATISCH, VENTILATOR,
EN PROGRAMMA DROGEN
Bedienen in de onderstaande volgorde.
• AUTOMATISCHE BEDIENING kan enkel worden
geselecteerd door een gesplitst Warmtepomp-
systeem en een VRV Warmteterugwinnings-
systeem.
• Bij units voor alleen-koelen kunnen alleen de
modi "KOELEN", "VENTILATOR" en "DROGEN"
worden geselecteerd.
Nederlands
Zie Afb. 1-1, 2 op pagina [1]
MODE
1
KEUZESCHAKELAAR
Druk (zo vaak als nodig) op de
KEUZESCHAKELAAR en selecteer de
WERKINGSMODUS op de volgende manier.
■ KOELEN ........................................................." "
De aanbevolen temperatuursinstelling is 26 tot
28°C.
■ VERWARMEN ................................................" "
De aanbevolen temperatuursinstelling is 18 tot
23°C.
■ AUTOMATISCHE WERKING........................."
• Met deze instelling wordt de overgang tussen
KOELEN/VERWARMING automatisch uitgev-
oerd.
• De AUTOMATISCHE WERKING regelt de tem-
peratuur op basis van de instelling, zodat
gedurende het hele jaar een comfortabele tem-
peratuur wordt aangehouden en de eenheid zo
weinig mogelijk energie verbruikt.
<Voorbeeld>
Als de binnentemperatuur daalt naar 25°C of
lager als de eenheid op 27°C is ingesteld in de
AUTOMATISCHE KOELING functie wordt de
werking overgezet naar de AUTOMATISCHE
VERWARMING functie. Als de temperatuur
boven de 29°C komt wordt de AUTOMA-
TISCHE KOELING in werking gezet.
■ GEBRUIK VAN DE FAN.................................." "
De in de ruimte aanwezige lucht wordt rondgebla-
zen.
■ DROOGPROGRAMMAFUNCTIE..................." "
• De bedoeling van dit programma is om de
luchtvochtigheid in uw ruimte te verminderen
met een minimale temperatuurdaling.
• De microcomputer bepaalt automatisch de
TEMPERATUUR en VENTILATORSNELHEID.
• Dit systeem treedt niet in werking indien de
temperatuur in de ruimte beneden 16°C is.
ON OFF
2
AAN / UIT
Druk op de AAN / UIT toets.
IN WERKING INDICATOR LAMPJE (Rood) gaat
aan als het systeem aangaat en uit als het systeem
STOPT.
• Als de VERWARMING wordt stopgezet wordt de
VENTILATOR voor 1 minuut aangezet om de
warmte in de binneneenheid te verwijderen.
"
7