De F-waarde en de sluitertijd knipperen wanneer u de sluiterknop tot
halverwege indrukt.
De belichting is niet goed. Stel de belichting goed in (
•
Het beeld is te donker.
U neemt een onderwerp met een lichtbron erachter op. Kies de lichtmeetfunctie (blz. 32) of
•
stel de belichting in (
Als de schermweergave niet helder genoeg is moet u de helderheid van de LCD-
•
achterverlichting instellen (alleen DSC-W50) (blz. 20,
Schakel het scherm in (blz. 20).
•
Het beeld is te licht.
U neemt een verlicht onderwerp in een donkere omgeving op, zoals op een podium. Regel de
•
belichting (
Als de schermweergave te helder is moet u de helderheid van de LCD-achterverlichting
•
instellen (alleen DSC-W50) (blz. 20,
De kleuren van het beeld zijn niet juist.
Stel de [Kleurfunctie] in op [Normaal] (blz. 29).
•
Bij het filmen van een zeer helder onderwerp verschijnen er verticale strepen.
•
Dit is een bekend storingsfenomeen. Dit verschijnsel duidt niet op een defect.
In het beeld verschijnt ruis wanneer u op een donkere plaats naar het scherm
kijkt.
De camera probeert de zichtbaarheid van het scherm te verhogen door het beeld tijdelijk
•
helderder te maken onder omstandigheden met een slechte verlichting. Dit is niet van invloed
op het opgenomen beeld.
De ogen van het onderwerp zijn rood.
Stel op het
•
Neem het onderwerp op vanaf een afstand kleiner dan de aanbevolen opnameafstand bij
•
gebruik van de flitser (
Verlicht het vertrek en neem het onderwerp op.
•
NL
84
stap 5 in "Lees dit eerst").
t
stap 5 in "Lees dit eerst").
t
(Setup) menu het menuonderdeel [Rode-ogeneff.] in op [Aan] (blz. 47).
stap 5 in "Lees dit eerst").
t
stap 5 in "Lees dit eerst").
t
stap 5 in "Lees dit eerst").
t
stap 5 in "Lees dit eerst").
t