5. Installatiegegevens
5.1
Reznor luchtgordijnen dienen horizontaal, direct
boven de deuropening te worden geïnstalleerd.
Het wordt aanbevolen om het luchtgordijn aan de
binnenkant van het gebouw te installeren, binnen
de open ruimte tegen een muur of plafond.
U dient erop te letten dat de lucht volledig
ongehinderd in de inlaatroosters van de eenheid
kan stromen om de juiste werking van het
luchtgordijn te garanderen. De uitlaatopening
dient zich zo dicht mogelijk bij de bovenkant van
de deur te bevinden en de gehele deurbreedte te
beslaan.
Eenheden kunnen naast elkaar worden
gemonteerd om de volledige deuropening van
bredere ingangen te beslaan.
Deze eenheden zijn ontworpen voor
opbouwmontage en dienen niet in een
plafondholte te worden geplaatst vanwege
mogelijke obstructie van de luchtstroom en
problemen met schoonmaak en onderhoud.
5.2 Elektrische voeding
Deze apparaten zijn geschikt om te worden
aangesloten op een voeding van 415 volt, 50Hz
met 3 fasen en neutraal voor elektrisch
verwarmde 9-24kW modellen of een voeding van
230/240 volt 50 Hz, enkelfase, voor elektrisch
verwarmde 6kW, 9kW, omgevingstemperatuur- en
LDHW-modellen.
Afhankelijk van het model en de capaciteit,
verbruiken elektrisch verwarmde modellen 6kW
en 9kW bij 230 volt en 9kW, 12kW, 18kW & 24kW
bij 415 volt als ze op maximaal verwarmen staan.
Het apparaat dient op de voeding te worden
aangesloten via een geschikte, gezekerde,
dubbelpolige scheidingsschakelaar met een
contactscheiding van meer dan 3mm. Test de
correcte werking en plaats de behuizing terug.
Voor aansluiting op de netvoeding dient de
buitenste behuizing van het apparaat te worden
verwijderd. Nadat u de behuizing heeft verwijderd,
ziet u de klemmenstrook voor de netstroom. U
dient de netvoeding en de kabel naar de
afstandbediening aan te sluiten voordat u de
behuizing terugplaatst. Sluit de bedrading aan
volgens de diagrammen in paragraaf 4.1 t/m 4.5.
Voor de optionele SmartElec2-regelaar, dient de
aansluiting te zijn zoals in diagram 4.12 t/m 4.14.
Om veiligheidsredenen dient altijd een goede
aardverbinding te worden gemaakt voordat het
apparaat in gebruik wordt genomen. Het
apparaat dient te worden aangesloten volgens
de IEE-regels voor elektrische apparatuur in
gebouwen.
5.3 Installatie
De installateur is er als enige voor verantwoordelijk
dat de verbindingspunten met het gebouw degelijk
zijn. Overleg met de adviseur/architect of eigenaar
van het gebouw wordt aanbevolen om te zorgen
dat de installatie degelijk en mechanisch stabiel is.
Alle bevestigingsmaterialen dienen het gewicht van
het product, zoals in hoofdstuk 3 staat, te kunnen
dragen.
Stap 1
Verwijder alle verpakkingsmateriaal. Verwijder het
deksel.
Draai de schroeven los die de uitlaat op zijn plaats
houden (versie zonder chassis).
NB: Alle metaaloppervlakken aan de buitenkant zijn
bedekt met een beschermende plastic folie. Deze dient te
worden verwijderd voordat het apparaat permanent
gemonteerd en in gebruik genomen wordt
Stap 2
Verwijder voorzichtig het voordeksel van het luchtgordijn
door de vier schroeven los te draaien (versie zonder
chassis).
29
.