Dataloggen
Druk voor niet-TA afsluiters op de functietoets Optie, kies
15
Schakel naar Kv-modus
betreffende de afsluiter.
Druk op de functietoets
16
het loggen.
Naam logging
17
"Log" gevolgd door een
cijfer dat toeneemt met het
aantal opgeslagen loggings.
Optioneel; voer een Naam
logging in naar eigen keuze.
Stel
18
voor de logging.
Stel voor het meten
19
in, in seconden. Het interval kan
gekozen worden tussen 3 en
240 seconden.
Bepaal
20
logging, die begrensd wordt
door overgebleven geheugen
en batterijcapaciteit van de Dp Sensor, weergegeven op het
scherm.
Maak geheugen vrij door oude loggings te wissen. Druk op de
21
functietoets Opties, kies
druk op Enter.
Er wordt een lijst van loggings en van het bezette geheugen
22
getoond. Druk op de functietoets
geselecteerde logging te verwijderen of op
om het hele geheugen te wissen.
Druk op de functietoets
23
voor loggen.
Bewerk de parameters door op de functietoets
24
om het item te selecteren of er naartoe te navigeren
Enter en wijzig de instellingen met
Druk op de functietoets
25
opgegeven instellingen.
Laat de Dp Sensor bij de afsluiter ingeschakeld staan voor
26
het loggen. Hij zal tussen de metingen automatisch naar de
slaapstand gaan om de batterijen te sparen.
Wanneer het loggen klaar is, haalt u de Dp Sensor weer op.
27
46
is standaard
en
Start datum
Start tijd
Intervaltijd
Loggingstijd
van de
en druk op Enter. Voer informatie in
voor meer instellingen voor
Doorgaan
in
Lijst van loggings in geheugen
Verwijderen
Klaar
om terug te gaan naar voorkeuren
. Druk op Enter.
Opslaan
en het loggen start met de
TA-SCOPE
en
om de
Alles verwijderen
te drukken
Opties
, druk op