4.9
Systeemintegratie (CZone/MasterBus)
De CombiMaster kan op een CZone- of MasterBus-netwerk worden aangesloten.
•
CZone-netwerk
Aandachtspunten:
˗
Op één backbone kunnen maximaal 40 apparaten worden aangesloten.
˗
Verzeker u ervan dat het CZone-netwerk twee afsluitweerstanden heeft, één aan elk open uiteinde van de backbone.
˗
Het voor het netwerk benodigde elektrisch vermogen wordt geleverd door een accu of stroomvoorziening. Verzeker u
ervan dat die voldoende vermogen levert en zo dicht mogelijk bij het midden van de backbone is geplaatst om
spanningsval te beperken.
˗
Elk apparaat in het CZone-netwerk heeft een uniek CZone-adres: de DIP-switch. Dat nummer wordt meestal tijdens
de configuratie automatisch toegewezen en moet overeenkomen met de DIP-switch-instellingen. Dit wordt gedaan in
de CZone Configuration Tool.
MasterBus-netwerk
•
Gebruik een RJ45 MasterBus-kabel (niet inbegrepen) om de CombiMaster door te lussen naar de andere MasterBus-
apparaten, zodat ze samen een lokaal gegevensnetwerk vormen.
Aandachtspunten:
˗
Verbindingen tussen de apparaten maakt u met behulp van standaard MasterBus-kabels (straight UTP). Mastervolt
kan deze kabels leveren.
˗
Er kunnen tot 63 MasterBus-apparaten worden verbonden.
˗
Voor MasterBus is een afsluitweerstand aan beide uiteinden van het netwerk nodig.
˗
De voor het netwerk benodigde elektrische voeding wordt geleverd door de aangesloten apparaten. Daarbij wordt de
volgende regel gevolgd: 1 voedend apparaat / 3 niet-voedende apparaten. Verspreid de voedende apparaten over
het netwerk.
˗
Maak geen ringnetwerken.
˗
Maak geen T-verbindingen in het netwerk.
LET OP!
Sluit nooit een niet-MasterBus-apparaat direct aan op het MasterBus-netwerk! Hierdoor komt de garantie
op alle MasterBus-apparaten te vervallen.
Neem voor meer informatie over netwerken contact op met uw Mastervolt-leverancier.
CombiMaster 230V serie – Gebruikers- en installatiehandleiding
15