Als je navigatiesysteem weer wordt gestart nadat het werd uitgeschakeld, en je een route hebt
gepland, wordt de kaartweergave getoond, inclusief je huidige locatie.
1. De knop voor het wisselen van de weergave. Selecteer de knop voor het wisselen van de
weergave als je wilt schakelen tussen de kaartweergave en de begeleidingsweergave.
2. Zoomknoppen. Selecteer de zoomknoppen als je wilt in- of uitzoomen.
3. Instructiekader. In dit kader wordt de volgende informatie getoond:
De richting van de volgende afslag.
De afstand tot de volgende afslag.
De naam van de volgende weg op je route.
Rijstrookadvies
4. Routesymbolen. Op je route worden symbolen gebruikt om je beginlocatie, je
je bestemming te tonen.
5. Hoofdmenuknop. Selecteer deze knop om het
6. Snelheidskader. In dit kader wordt de volgende informatie getoond:
De maximumsnelheid op jouw locatie.
Je huidige snelheid.
De naam van de straat waar je rijdt.
7. Huidige locatie. Dit symbool geeft je huidige locatie aan.
8. Routebalk. De
routebalk
op sommige knooppunten.
wordt getoond wanneer je een route hebt gepland.
hoofdmenu
te tonen.
20
tussenstops
en