2. De knop voor het wisselen van de weergave. Selecteer de knop voor het wisselen van de
weergave als je wilt schakelen tussen de kaartweergave en de begeleidingsweergave.
3. Zoomknoppen. Selecteer de zoomknoppen als je wilt in- of uitzoomen.
4. Huidige locatie. Dit symbool geeft je huidige locatie aan.
5. Geselecteerde locatie. Druk op een locatie en houd deze ingedrukt als je
selecteren
op de kaart. Selecteer de knop voor het pop-upmenu als je opties wilt weergeven
voor de locatie, of selecteer de knop Rijd als je een route wilt plannen naar de locatie.
6. Hoofdmenuknop. Selecteer deze knop om het
7. Kaartsymbolen. Op de kaart worden symbolen gebruikt voor je bestemming en je opgeslagen
plaatsen:
Je bestemming.
Je thuislocatie. Je kunt je thuislocatie instellen bij
Een
Een locatie die is opgeslagen in
8. Verkeersinformatie. Selecteer het verkeersincident als je informatie over de
bekijken.
9. Je route, mits je
10. Routebalk. De
routebalk
De begeleidingsweergave
De begeleidingsweergave wordt gebruikt om je via de route naar je bestemming te leiden. De
begeleidingsweergave wordt normaal gesproken weergegeven in 3D, maar je kunt dit
2D.
De begeleidingsweergave wordt getoond wanneer je begint te rijden. Je ziet je huidige locatie en
details van de route, zoals 3D-gebouwen in bepaalde plaatsen.
tussenstop
op je route.
een route hebt
gepland.
wordt getoond wanneer je een route hebt gepland.
hoofdmenu
te openen.
Mijn
Mijn
plaatsen.
19
een locatie wilt
plaatsen.
vertraging
wilt
wijzigen in