GBM-1
4.5. Aansluiten van LEDs of gloeilampjes
Gloeilampjes zijn niet gepoold, het aansluiten van de aansluitingen op de uitgangen van de
GBM-1 (A1 t/m A4) en de retourdraad voor de uitgangen (+) is daarom willekeurig.
Bij LEDs moet op de juiste poling gelet worden, daar ze anders niet oplichten. Sluit de
kathodes (-) op de uitgangen van de GBM-1 aan (A1 t/m A4) en de anodes (+) op de
retourdraad voor de uitgangen (+). Bij LEDs is de langere aansluiting de anode (+).
Let op:
!
Wanneer u lichtdiodes gebruikt, moet u deze altijd via een voorschakelweerstand aansluiten,
daar de LEDs anders bij het in gebruik nemen direct stuk gaan of de levensduur aanzienlijk
wordt ingekort.
De juiste waarde van de voorschakelweerstand is afhankelijk van de gebruikte
voedingsspanning, de doorlaatspanning van de LEDs (die weer afhankelijk is van de kleur van
de LED) en de stroom.
Berekening van de voorschakelweerstand:
gem. R
[Ohm] = ( U
V
U
= voedingsspanning
B
U
= doorlaatspanning van de LED
F
I
= Stroom bij max. lichtsterkte
F
Voor rode en groene LEDs kan als basis een doorlaatspanning worden aangenomen van 2V.
De helderheid is afhankelijk van de stroomafname, bij standaard LEDs is het verschil in
helderheid bij een stroom tussen de 10 en 20 mA nauwelijks merkbaar.
Aansluiten op een wisselspanning
Aanwijzing: De werkspanning bij wisselspanningstrafo´s is
ca. 1,4 maal de aangegeven nominale spanning.
erf. voorschakel weerstand bij
stroomopname
Nominale
10 mA
spanning
12 V ~
1,5 k
14V ~
1,8 k
16 V ~
2,2 k
18 V ~
2,2 k
18 | De railbezetmelder aansluiten
[V] – U
[V] ) / (I
[mA] x 0,001)
B
F
F
20 mA
820
820
1 k
1,2 k
Aansluiten op een gelijkspanning
Aanwijzing: bij gelijkspanningsadapters komt de
werkspanning overeen met de aangegeven nominale
spanning.
erf. voorschakel weerstand bij
stroomopname
Nominale
10 mA
spanning
16 V =
1,5 k
18 V =
1,5 k
20 V =
1,8 k
22 V =
2,2 k
tams elektronik
20 mA
820
820
1 k
1 k