4
Bediening QUANTRON-E2
4.7.1
Snelheidskalibratie
De snelheidskalibratie is de basisvoorwaarde voor een exact strooiresultaat. Fac-
toren zoals bijv.de bandenmaat, wisseling van trekker, vierwielaandrijving, slip
tussen banden en ondergrond, bodemgesteldheid en bandenspanning hebben
invloed op de snelheidsbepaling en dus op het strooiresultaat.
Snelheidskalibratie voorbereiden:
De exacte bepaling van het aantal snelheidsimpulsen op 100 m is zeer belangrijk
voor de juiste strooiing van de hoeveelheid meststof.
Kalibratie op het veld uitvoeren. Hiermee is de invloed van de toestand van
de bodem op het kalibratieresultaat kleiner.
Zo precies mogelijk een 100 m lang referentietraject vastleggen.
Vierwielaandrijving inschakelen.
De machine indien mogelijk slechts tot de helft vullen.
Snelheidsinstellingen oproepen:
In de bedieningsunit QUANTRON-E2 kunt u tot 4 verschillende profielen voor
soort en aantal van de impulsen opslaan. U kunt deze profielen een naam geven
(bijv. naam van de trekker).
Controleer vóór de strooiwerkzaamheden of het juiste profiel in de bedieningsunit
is opgeroepen.
Afb. 4.21: Menu Trekker (km/h
[1] Naam van de trekker
[2] Weergave impulsgever voor het snelheidssignaal
[3] Weergave aantal impulsen over 100 m
[4] Submenu Trekker kalibreren
[5] Symbolen voor de geheugenplaatsen van de profielen 1 tot 4
1. Menu Machine-instellingen > Trekker (km/h) oproepen.
De weergavewaarden voor naam, herkomst en aantal van de impulsen gel-
den voor het profiel waarvan het symbool op een zwarte achtergrond wordt
weergegeven.
2. De functietoets (F1-F4) onder het symbool voor de opslagplaats indrukken.
56
1
2
3
4
5