Apparatuurverificatie:
a.
Klep
i.
Druk op KLEP LINKS, bevestig dat de klepstaaf (knelafsluiter) zich naar links
verplaatst.
ii.
Druk op KLEP OPEN, controleer of de klepstaaf zich naar de middenpositie
verplaatst.
iii.
Druk op KLEP RECHTS, controleer of de klepstaaf zich naar rechts
verplaatst. Laat de klep in de positie KLEP LINKS staan voordat u met de
volgende stap doorgaat.
b.
Geen-vloeistofdetector en luchtdetector
i.
Controleer of op de statusregels van de geen-vloeistofdetector en de
luchtdetector VLOEISTOF staat wanneer het systeem is geprimed en er
geen lucht meer in de detectors zit.
ii.
Open het deurtje en trek de slangen uit de detectors. Sluit het deurtje en
controleer of op de statusregel LUCHT verschijnt wanneer de slang van de
sensor is verwijderd.
c.
Batterijspanning
Neem de stekker van het apparaat uit het wandstopcontact. De in het scherm
HARDWARE weergegeven 'Batterijspanning' moet ongeveer 24 V bedragen. Zo niet,
dan moet de batterij minstens 8 uur lang worden opgeladen. Controleer daarna
opnieuw. Sluit het apparaat weer op het wandstopcontact
d.
Flowsnelheid
De flowsnelheid kan worden geverifieerd door het daadwerkelijk meten van de flow
met een maatcilinder en timer, of met een tachometer. Kies de methode die het best
met uw opstelling overeenstemt.
De flow rechtstreeks meten:
i.
Overtuig u er voordat u gaat meten van dat de patiëntlijn en de hele
disposable set volledig is gevuld. Stel de pompsnelheid in op 10 ml/min. Druk
op KLEP RECHTS om de klep in infusiestand te zetten en vul de patiëntlijn.
Meet de flow aan de patiëntlijn 10 minuten lang met een maatcilinder en
controleer de gemiddelde flowsnelheid gedurende die periode. Bij een
gemiddelde flowsnelheid van 10 ± 2,5 ml/min moet het verzamelde volume
100 ± 25 ml zijn.
ii.
Druk nogmaals op POMPSNELHEID om de pompsnelheid te wijzigen in
100 ml/min en meet de flow een minuut lang met een maatcilinder. De
geaccepteerde tolerantie is 100 ± 10 ml/min.
iii.
Druk nog eens op POMPSNELHEID om de snelheid te wijzigen in
500 ml/min en herhaal de meting. De geaccepteerde tolerantie is 500 ±
50 ml/min.
iv.
Druk nog eens op POMPSNELHEID om de snelheid te wijzigen in
750 ml/min en herhaal de meting. De geaccepteerde tolerantie is 750 ±
75 ml/min.
v.
Voor de 1000 ml/min optie drukt u nog eens om de snelheid te wijzigen in
1000 ml/min en herhaal de meting. De geaccepteerde tolerantie is 1000 ±
100 ml/min.
Hoofdstuk 4: Parameterinstellingen En Preventief Onderhoud
35
.