Inhoudsopgave
Advertenties
SM-16/2 FX
HTP- en LTP-kanalen
De SM-16/2 kan op drie manieren omgaan met besturingskanalen:
Dimmer- of intensiteitskanalen werken op basis van het principe 'hoogste krijgt prioriteit' ('Highest
Takes Precedence', HTP). Als een HTP-kanaal wordt ingeschakeld op verschillende niveaus in
verschillende scènes, wordt het hoogste niveau gebruikt voor de output. Wanneer u een scène
uitfadet, faden de HTP-kanalen ook uit.
Bewegende lichtkanalen werken op basis van het principe 'laatste krijgt prioriteit' ('Latest Takes
Precedence', LTP). De laatste wijziging krijgt prioriteit over alle andere waarden, dus de meest
recente scène die u inschakelt is de scène die wordt getoond. Wanneer u een scène uitfadet,
faden de LTP-kanalen normaal gesproken niet mee uit. Dit is overigens wel mogelijk, behalve voor
kanalen die zijn ingesteld op directe stand.
De console haalt de informatie over welke kanalen van een fixture HTP-kanalen of LTP-kanalen zijn
uit de patch-functie. Normaal gesproken zijn alleen dimmerkenmerken HTP en zijn alle andere LTP.
Als een fixture geen kanaal heeft voor intensiteitsbesturing, wordt het gobo-kanaal gedefinieerd als
HTP om ervoor te zorgen dat de fixture uit gaat wanneer een scène wordt uitgeschakeld.
Scène afspelen
Om een scène af te spelen schuift u de playback-schuifregelaar omhoog of drukt u op de playback-
knop. (Zorg dat er zich geen waarden in de programmeur bevinden. Waarden in de programmeur
overschrijven de waarden van de playback). U kunt de waarden in de programmeur wissen met de
knop <Clear>.
U kunt meer dan een scène tegelijk activeren (met een maximum van 10).
De fade-in en fade-out van alle HTP (intensiteit) van de scènes worden geactiveerd wanneer u de
schuifregelaar omhoog of omlaag schuift. De LTP-kanalen (beweging) beginnen zodra de
schuifregelaar niet meer op nul staat. (De LTP-kanalen werken op dezelfde manier wanneer de
scènes in Stand 1 of Stand 2 worden afgespeeld, tenzij de kanalen zonder fadefunctie zijn ingesteld
in de fixturebibliotheek.)
Scène bewerken
U kunt elk onderdeel van een opgeslagen scène bewerken:
01) Druk op <Clear> om de programmeur te wissen.
02) Kies de scène die u wilt bewerken. Schakel alle andere scènes uit om verwarring te voorkomen.
03) Selecteer de fixtures die u wilt bewerken en pas de scène aan.
04) Druk op <Record> en vervolgens op <A> (Scène opnemen).
05) Druk op Unit-knop van de fixture die u aan het bewerken bent.
06) Druk op <A> (Scène samenvoegen) om de bestaande scène te wijzigen. Ongewijzigde informatie
blijft hetzelfde.
Als u in de stand 'Opnemen per fixture' werkt, worden de huidige instellingen van alle kenmerken
van de fixtures die u hebt gewijzigd opgeslagen in de scène. Als u alleen bepaalde kenmerken wilt
opslaan, moet u de stand 'Opnemen per kanaal' gebruiken.
U kunt de scène compleet overschrijven met <B> (Scène vervangen). Hiermee wordt de playback
gewist en de inhoud van de programmeur opgeslagen als nieuwe scène.
Als de scène vormen bevat en u nieuwe vormen wilt bewerken, worden de oorspronkelijke vormen
in de scène overschreven (na een waarschuwing). Om dit te voorkomen kunt u de functie 'Include'
(Toevoegen) gebruiken voor de oorspronkelijke scène om de vormen in de programmeur te laden
(zie het volgende gedeelte). Zorg dat de playback-schuifregelaar voor de scène op nul staat (de
vorm is niet actief) wanneer u de functie 'Include the scene' activeert.
Functie Include
Met de functie Include (Toevoegen) kunt u geselecteerde delen van een scène in de programmeur
laden. (Normaal gesproken worden alleen handmatige wijzigingen in fixtures in de programmeur gezet.)
Vervolgens kunt u die delen gebruiken om een nieuwe scène te maken. Dit is met name handig als u
een scène wilt maken die lijkt op een scène die u al hebt.
U voegt de scène als volgt toe:
01) Druk op <Copy/Include> (Kopiëren/Toevoegen).
02) Druk op de knop <Playback> voor de gewenste scène.
03) Druk op <Enter> om de gegevens toe te voegen.
Bestelcode: 50702
14
Advertenties
Inhoudsopgave
