Beschrijving van de koelcyclus met gedeeltelijke warmteterugwinning
De compressor zuigt het koelmiddelgas met lage temperatuur uit de verdamper door de elektrische motor, die door het
koelmiddel wordt gekoeld. Vervolgens wordt het gecomprimeerd en tegelijk gemengd met de olie van de olie-afscheider.
Het mengsel van olie en koelmiddel onder hoge druk komt in de olie-afscheider van het centrifugale type met hoog
rendement, waar de olie van het koelmiddel wordt gescheiden. Door het drukverschil wordt de olie die zich heeft
verzameld op de bodem van de afscheider weer in de compressor gestuurd, terwijl het koelmiddel (dat geen olie meer
bevat) weer naar de condensor gaat.
In het bovenste deel van de condensor zitten koelpijpen waardoor ongeveer 10% van de door de unit afgegeven warmte
(hoofdzakelijk oververhit persgas) wordt teruggewonnen.
Deze condensors, met pijpen voor gedeeltelijke warmteterugwinning, zijn uitgerust met kronen met een speciale
aansluiting voor aansluiting op de warmwaterleidingen. Wanneer gedeeltelijke warmteterugwinning is geactiveerd,
presteert de condensor beter aangezien de condensortemperatuur verder wordt verlaagd naarmate het oppervlak voor
de afgifte van warmte groter is.
Nadat het gas door de koelpijpen is gestroomd, begint het te condenseren in het centrale deel van de condensor.
De gecondenseerde vloeistof op verzadigingstemperatuur gaat door het onderkoelgedeelte waar het nog meer warmte
afgeeft, waardoor de cyclus nog efficiënter wordt. De onderkoelde vloeistof stroomt doorheen de filterdroger met hoog
rendement en bereikt uiteindelijk het expansie-element (expansieklep), wat een drukval veroorzaakt die expansieproces
op gang brengt en uiteindelijk een deel van het vloeibare koelmiddel verdampt.
Het resultaat op dit punt is een mengsel van vloeistof en gas met lage temperatuur onder lage druk dat in de verdamper
komt, waar het de voor de verdamping vereiste warmte opneemt.
Wanneer het koelmiddel in vloeibare vorm en dampvo rm gelijkmatig in de verdamperpijpen met directe expansie is
verdeeld, geeft het warmte af aan het koelwater, waardoor de temperatuur daalt tot het koelmiddel volledig verdampt is,
gevolgd door oververhitting.
Zodra het in oververhitte damp is omgezet, verlaat het koelmiddel de verdamper en wordt nu weer naar de compressor
geleid, waar de cyclus herbegint.
Besturing van het circuit voor gedeeltelijke warmteterugwinning en aanbevelingen
voor de installatie
Het systeem voor gedeeltelijke warmteterugwinning wordt niet beheerd en/of bestuurd door de machine. De installateur
moet de onderstaande suggesties opvolgen voor optimale systeemprestaties en betrouwbaarheid:
1)
Installeer een mechanisch filter op de inlaatleiding van de warmtewisselaar.
2)
Installeer afsluitkranen om de warmtewisselaar te isoleren van het watersysteem wanneer het systeem
lange tijd niet wordt gebruikt of tijdens het onderhoud van het systeem.
3)
Installeer een aftapkraan om de warmtewisselaar te laten leeglopen wanneer de kans groot is dat de
luchttemperatuur onder 0°C daalt in een periode dat de machine niet wordt gebruikt.
4)
Installeer flexibele koppelstukken tegen trillingen op de waterinlaat- en uitlaatleidingen van de warmte-
terugwinning, zodat trillingen, en dus ook geluid, zo weinig mogelijk worden overgedragen op het
watersysteem.
5)
Laat het gewicht van de warmteterugwinningsleidingen niet rusten op de koppelstukken van de
warmtewisselaar. De koppelstukken van de waterleidingen van de warmtewisselaar zijn niet ontworpen
om het gewicht van de leiding te dragen.
6)
Als de watertemperatuur van de warmteterugwinning lager is dan de omgevingstemperatuur, schakelt
u de waterpomp van de waterterugwinning best 3 minuten na het uitschakelen van de laatste
compressor uit.
D–EIMWC00408-16NL - 23/76