Stap 3 Het beeld kadreren
1
Houd de camera goed stil.
Houd vingers en andere voorwerpen uit de
buurt van het objectief, de flitser, de AF-
hulpverlichting, microfoons en de
luidspreker.
Tijdens het maken van foto's in de
portretstand ("staand"), draait u de camera
zo dat de flitser zich boven het objectief
bevindt.
2
Kadreer het beeld.
C
Een statief gebruiken
In de volgende situaties adviseren we een statief te gebruiken om de camera te
stabliseren.
- Bij fotograferen op een donkere plaats
- Bij fotograferen met de flitsstand (A52) ingesteld op W (uit)
- Bij het gebruik van de telestand
Wanneer van een statief gebruik wordt gemaakt om de camera tijdens opname te
stabilseren, stelt u de Foto VR in het setup-menu (A83) in op Uit om eventuele
fouten door deze functie te voorkomen.
24
25m 0s
25m 0s
1/250
1/250
F3.7
F 3.7
880
880