Luchtleidingen aansluiten
1. Installeer een lucht-/waterscheider en een
luchtfilter om zeker te zijn van de toevoer van
schone, droge lucht naar het pistool. Vuil en vocht
in de leiding kunnen de kwaliteit van het spuitwerk
verknoeien.
2. Installeer een luchtdrukregelaar in de
luchttoevoerleiding naar elk pistool.
3. Bij spruitstukken met gescheiden ventilator-
en vernevelingspoorten moet de lucht voor de
pistoolcilinder, de ventilator en de verneveling
gescheiden worden aangevoerd en gereguleerd.
Voor het aanpasbare handbediende
ventielspruitstuk is slechts één toevoerleiding
nodig voor de lucht voor zowel de
vernevelingslucht als de lucht voor de ventilator.
OPMERKING: Voor een goede werking moet de
luchtdruk in de cilinder minimaal 50 psi (0,34 MPa,
3,4 bar) bedragen. Stel de verstuivingslucht naar
behoefte in voor volledige verstuiving van het hele
patroon. De tipgrootte is de primaire regelaar van de
patroongrootte. Gebruik de ventilatielucht alleen als
dat nodig is om de patroongrootte enigszins aan te
passen.
4. Installeer een zelfontlastend
hoofdluchtafsluitventiel in de hoofdluchtleiding.
Installeer in iedere luchtleiding naar een pomp
een apart zelfontlastend ventiel, zodat lucht kan
ontsnappen die opgesloten is komen te zitten
tussen het ventiel en de pomp nadat het ventiel is
gesloten.
3A8649C
Door opgesloten lucht kan het pistool onverwachts
gaan spuiten. Dit kan ernstig letsel tot gevolg hebben,
zoals het spatten van vloeistof in de ogen of op de
huid. De zelfontlastende luchtafsluitventielen
installeren.
5. Installeer een zelfontlastend luchtafsluitventiel op
elke toevoerleiding naar een pistool,
stroomafwaarts van de luchtregelaar van het
pistool, om de luchttoevoer naar het pistool te
kunnen afsluiten.
6. Bij spruitstukken met aparte ventilator- en
vernevelingspoorten moet u een afzonderlijke
luchttoevoerleiding aansluiten op de
vernevelingsluchtinlaat (D) en de
cilinderluchtinlaat (C) van het pistool. Sluit indien
gewenst een luchttoevoerleiding aan op de
luchtinlaat van de ventilator (E). Zie A
het handbediende ventielspruitstuk is slechts één
toevoerleiding nodig voor de lucht voor zowel de
vernevelingslucht als de lucht voor de ventilator.
OPMERKING: De vernevelingsluchtinlaat en de
ventilatorluchtinlaat van het pistool zijn compatibel
met buizen met een buitendiameter van 3/8 in. (9,5
mm). De luchtinlaat van de cilinder is geschikt voor
een buis met een buitendiameter van 1/4 in. (6,3 mm).
Installatie
. 6. Voor
FB
9