7
Installatie
7.1
Controle voor het begin van
de opstelling
7.1.1
Opstellingsplaats
De opstellingsplaats/inbouwlocatie moet aan de
volgende eisen voldoen:
•
geen explosiegevaarlijke omgeving
•
goed geventileerd
•
vlak
•
schoon
•
Voldoende stabiel
•
geen direct zonlicht
•
Beschermd tegen weersinvloeden
•
Beschermd tegen wateroverlast
•
voldoende vrije ruimte voor ventilatie, montage,
demontage en bediening
•
Voorzekerveiligheid max:
-
16 A bij 1 pomp
-
25 A bij 2 pompen
7.1.2
Mechanische installatie
OPMERKING
Indien onderdelen ontbreken of
beschadigd zijn, neem dan contact op
met de leverancier.
Bouw de besturingsunit in met behulp van geschikt
bevestigingsmateriaal. Raadpleeg de bijlage
"Inbouwschema" voor de juiste inbouwmaten.
7.1.3
Elektrische installatie
WAARSCHUWING
Het elektrisch aansluiten van de
besturingsunit is voorbehouden aan
bevoegd personeel en moet in
overeenstemming met de lokale
voorschriften plaatsvinden.
WAARSCHUWING
Onbedoeld aanraken van
spanningvoerende delen. Levensgevaar
door elektrische schok!
-
Netaansluiting spanningsvrij
schakelen.
-
De netaansluiting beveiligen tegen
opnieuw inschakelen.
Elektrische aansluitingen
•
Let erop dat de elektrische gegevens op de
besturingsunit overeenkomen met de spanning
waarop wordt aangesloten.
•
Raadpleeg de bijlage "Elektrische aansluitingen"
voor een overzicht van alle elektrische
aansluitpunten.
•
Op correcte zitting van de afdichtingen letten en
kabelwartels vastdraaien (trekontlasting)
•
Het schakelapparaat/de schakelkast volgens
aansluitschema en toepassing aansluiten.
7.2
In bedrijfnemen / uit bedrijf
nemen
7.2.1
Inbedrijfname voorbereiden
•
Kabels volgens het aansluitschema op de
besturingsunit aansluiten.
•
Motorbeveiliging of zekeringen aanbrengen.
•
Netvoedingskabel aansluiten.
•
Sensorsysteem aansluiten.
Zie 11.1 Controlelijst
11