Handleiding ECL Comfort 210/296/310, Applicatie A214/A314
5.9 Vent. / acc. contr. (regeling ventilator / accessoires)
Dit deel beschrijft de functiemogelijkheden voor relais 1 (F1), relais
2 (P2), relais 3 (X3), relais 4 (X4), relais 5 (X5), relais 7 (P7) en relais
8 (P8).
Programma 1 wordt ingesteld in circuit 1, waarbij Programma 2 (en
3) worden ingesteld in circuit 2 of "Common controller".
Wanneer de ECL Comfort controller zich in de Opslaan modus
bevindt, dan kan het systeem volledig worden gestopt of werken
in Opslaan condities.
De uitgang X3 ('Optionele functie' , ID 1x090) is flexibel en heeft
verschillende opties, afhankelijk van de applicatie. Raadpleeg de
tabel bij de parameterbeschrijving.
A214.6 en A314.3:
De parameter "Ventilatorfunctie" (ID 11137) heeft geen
functionaliteit. De parameter is voorbereid voor toekomstig
gebruik.
A314.4, A314.7 en A314.9:
De uitgang X4 wordt geregeld vanuit programma 3.
Comfort = relais gesloten; Opslaan = relais open.
De uitgang X5 wordt gebruikt in A314.6 en A314.7. X5 is AAN bij
koelvraag
De uitgang P7 (in ECA 32) wordt gebruikt in A314.4 . . . A314.7 voor
de regeling van de circulatiepomp in de Fluid battery.
De uitgang P8 (in ECA 32) wordt gebruikt in A314.4, A314.5 en
A314.9 voor de regeling van de "nacht demper".
De parameter 'Stop verschil' (ID 1x194) wordt verschillende
gebruikt, afhankelijk van de toepassing:
•
A214.6: Wanneer X3 wordt ingesteld om te werken als
ruimtethermostaat.
•
A314.4 ... A314.7:
Wanneer de "nacht koelen" functie wordt gebruikt. De
ruimtetemperatuur moet "stopverschil" hoger zijn dan de
buitentemperatuur voor het activeren van de "nacht koeling".
Parameters gemarkeerd met een ID nr. zoals "1x607" zijn universele
parameters.
x staat voor circuit / parametergroep.
146 | © Danfoss | 2021.06
AQ146286475947nl-000601