26
Basistoepassing
1
Functietoets. Als u speciale tekens die op de boven aan de toetsen staan, wilt
invoegen, drukt u op de functietoets en drukt u vervolgens op de bijbehorende
toets. Als u meerdere speciale tekens na elkaar wilt invoegen, drukt u tweemaal op
de functietoets. Als u terug wilt gaan naar de normale modus, drukt u op de
functietoets.
2
Shift-toets. Als u wilt schakelen tussen de modus voor hoofdletters en de modus
voor kleine letters, drukt u tweemaal op de shift-toets. Als u één hoofdletter in een
kleine letter wilt wijzigen of één kleine letter in een hoofdletter, drukt u eenmaal
op de shift-toets en drukt u vervolgens op de gewenste letter.
3
Sym-toets. Als u speciale tekens wilt invoegen die niet op het toetsenbord worden
weergegeven, drukt u op de sym-toets en selecteert u het gewenste teken. Als u de
schrijftaal wilt veranderen, houdt u de shift-toets ingedrukt, drukt u vervolgens op
de sym-toets en selecteert u de gewenste taal.
4
Spatietoets
5
Backspace-toets. Als u een teken wilt wissen, drukt u op de backspace-toets.
Als u meerdere tekens wilt wissen, houdt u de backspace-toets ingedrukt.
Een variatie van een letter invoegen
U kunt bijvoorbeeld letters met accenten invoegen. Als u á wilt invoegen, houdt u de
sym-toets ingedrukt en drukt u vervolgens herhaaldelijk op A totdat de gewenste letter