Beheer van uw opslaglocatie
1
Zet de camera aan
2
Druk op de Menu-knop.
3
Druk op
markeren en druk vervolgens op de knop OK.
5
Markeer Continue (doorgaan) en druk vervolgens op de knop OK.
De instelling blijft van kracht tot u deze wijzigt en geldt voor alle
camerafuncties.
6
Druk op de Menu-knop om het menu te sluiten.
De instelling voor de opslaglocatie controleren
In de opnamemodi voor foto's en video's wordt de door de camera
gebruikte opslaglocatie in het statusgebied weergegeven met een pictogram. U
controleert de locatie als volgt:
Hoofdstuk 1
om het pictogram voor de beeldopslag
4
Markeer een optie en druk vervolgens op de
knop OK:
Auto (standaard)—De camera gebruikt
de kaart als een kaart in de camera is
aangebracht. De camera gebruikt het
interne geheugen als er geen kaart aanwezig
is.
Internal (intern)—De camera gebruikt
altijd het interne geheugen, zelfs als de kaart
is geïnstalleerd.
te
13