7. INBEDRIJFSTELLING
Alle RHE units zijn onderworpen aan een elektrische controle en een functionele test vóór levering.
Fabrieksinstelling van installaties:
• Ventilatie modus = CAV-modus (beschrijving in paragraaf «Constante luchtstroom werking (CAV)»).
• Hoge snelheid = Unit max luchtstroom, Lage snelheid = Max luchtstroom / 2.
• Ventilator type: bepaald door de luchtstroom coëffi ciënt K, uniek voor de ventilator (beschrijving in paragraaf «Meting
van de luchtstroom - veranderingen in de coëffi ciënt K»).
• Verwarming modus = T° constante toevoer (beschrijving in paragraaf «Temperatuurregeling»).
• Type verwarmer (beschrijving in paragraaf «Bedrijfsmodus: Uitvoering van het toestel») volgens de gevraagde optie
(standaard is de elektrische batterij geselecteerd).
Fabriekstests van de unit:
• Elektrische conformiteit testen: Continuïteit van de massa / Isolatie van de elektrisch aangedreven onderdelen.
• Controle van de uitlezing van de temperatuursensoren (toevoertemperatuur, afvoertemperatuur, buitenluchttempe-
ratuur, antivries als optie).
• Controle van de toevoerventilator (Controle van de corresponderende luchtstroom sensor).
• Controle van de afvoerventilator (Controle van de corresponderende luchtstroom sensor).
• Controle van de warmtewisselaar (start / stop).
Inbedrijfstelling en parameters instellen moet worden uitgevoerd door een gekwalifi ceerd persoon in overeenstemming
met de veiligheidsinstructies in paragraaf 2 van het "Algemeen" beschreven. In Nederland kan deze service worden
geleverd door S&P en haar gekwalifi ceerde aanbieders. Neem contact met ons op. Pas nadat de installatie is voltooid
van de elektrische, lucht en wateraansluiting kan de inbedrijfstelling worden uitgevoerd.
Voordat u begint met de inbedrijfstelling en parameters in te stellen is goede voorbereiding noodzakelijk, zoals gege-
vens: luchtstromen, drukken, temperaturen, gewenste gebruikswijze en schema's van de installatie:
• Zorg ervoor dat het apparaat geen vreemde voorwerpen bevatten.
• Controleer of alle onderdelen zijn bevestigd in hun oorspronkelijke locaties.
• Handmatig controleren of de ventilatoren niet aanlopen of niet zijn geblokkeerd.
• Controleer of het warmtewiel niet wordt geblokkeerd.
• Controleer of alle externe elektrische componenten zijn aangesloten.
• Controleer op losse elektrische aansluitingen / verbinding met de aarde.
• Controleer spanning, stromen, thermische beveiliging.
• Controleer de draairichting van de ventilatoren - de richting van de luchtstroom.
• Controleer luchtstroomdebiet.
• Controleer het fi lter op vervuiling - reinigen of vervangen indien nodig.
• Voer de controle parameters uit; simuleer de werking van de batterijen / alarmen / beveiliging.
Op 3 fasen eenheden (> 1900 grootte), controleer de draairichting van de warmtewisselaar. Een pijl met de juiste richting
op de warmtewisselaar. Als blijkt dat het wiel verkeerdom draait, verwissel twee fasen bij de hoofdschakelaar op het
KM
3
contact.
VD
HDR
HDL
53