* 6 en 7 verschijnen alleen wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt
ingedrukt.
* Bij 8 wordt M weergegeven wanneer Pixeltrack SR wordt ingesteld op O
(Aan) in het menu [A Opnemen]. f wordt weergegeven wanneer de
ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt met Pixeltrack SR ingesteld op P
(Uit) en er een kans op camerabeweging bestaat.
* Bij 13 wordt q weergegeven op het scherm als de scherpstelstand is ingesteld
op = en de functie Automacro is geactiveerd (p.80).
* 14 verandert afhankelijk van de instelling bij [Eye-Fi] in het menu [W Instelling].
* 16 verschijnt twee seconden nadat de camera is aangezet.
* 18 verandert afhankelijk van de instelling bij [Inst, D-range] in het menu
[A Opnemen]. Er wordt op het scherm geen pictogram weergegeven als
[Hooglichtcor.] en [Schaduwcorrectie] beide zijn ingesteld op [Uit].
* Wanneer de opnamestand b (Autom. opname) is en u drukt de ontspanknop
half in, dan wordt de automatisch geselecteerde opnamestand weergegeven bij
A1, zelfs als "Geen Info" is geselecteerd.
* Als de opname overbelichte delen bevat, worden deze rood knipperend
aangegeven op het scherm. Onderbelichte delen knipperen geel.
* Sommige indicaties worden afhankelijk van de opnamestand weergegeven.
1
25