Inhoudsopgave
Advertenties
4.1. ZONES
Menu
Om ervoor te zorgen dat een bepaalde zone actief is op het display van de controller, moet er een sensor in worden
geregistreerd/geactiveerd en vervolgens moet deze zone worden ingeschakeld.
Zones...
4.1.1.
RUIMTE SENSOR
De gebruiker kan elk type sensor registreren/activeren: een bedrade NTC-sensor of een draadloze
➢ Hysteresis - het introduceert tolerantie van de vooraf ingestelde kamertemperatuur , binnen het bereik
van 0,1 ÷ 5°C , waarbij verwarmen/koelen is ingeschakeld.
Voorbeeld:
Vooraf ingestelde kamertemperatuur: 23°C
Hysterese: 1°C
De ruimtevoeler geeft aan dat de kamertemperatuur te laag is als de temperatuur daalt tot 22°C.
➢ Kalibratie - De kamersensor moet worden gekalibreerd tijdens de montage of nadat deze gedurende lange
tijd is gebruikt, als de weergegeven buitentemperatuur afwijkt van de werkelijke temperatuur. Het
instelbereik van de kalibratie is van -10
4.1.2.
INGESTELDE TEMPERATUUR
Deze functie wordt beschreven in sectie
4.1.3.
OPERATIE MODUS
Deze functie wordt beschreven in sectie
4.1.4.
UITGANGEN CONFIGURATIE
De optie wordt gebruikt om de uitgangen aan te sturen: vloerpomp, potentiaalvrij contact en uitgangen van voelers 1-8 (NTC
voor temperatuurregeling in de zone of vloervoeler voor vloertemperatuurregeling). De uitgangen van sensoren 1-8 zijn
respectievelijk toegewezen aan zones 9-16.
Het hier geselecteerde sensortype verschijnt standaard in de volgende opties:
→ Ruimte sensor → Keuze van sensor
Vloerverwarming → Vloersensor → Keuze van sensor
De uitgangen van beide sensoren worden gebruikt om de zone via draden te registreren.
Installateursmenu
Ruimte sensor
Aan
Ingestelde temperatuur
Operatie modus
Uitgangen configuratie
Instellingen
Actuatoren
Raamsensoren
Vloerverwarming
O
C tot +10
Menu →
Zones.
Menu →
Zones.
(voor een ruimte
sensor) en
(voor een
19
O C met
een nauwkeurigheid van 0,1
Menu → Installateursmenu → Zones → Zone...
Menu → Installateursmenu → Zones → Zone... →
vloersensor).
Zones
RS-sensor.
O
C.
Advertenties
Inhoudsopgave
