4 ONDERHOUD
4.1
GENERATOR
Het generatordeel van de generatorset heeft geen
onderhoud nodig. Periodieke inspectie en eventueel
schoonmaken, afhankelijk van de condities waaronder de
set wordt gebruikt is aan te bevelen.
Als de generator echter langdurig heeft stilgestaan moet
aandacht worden besteed aan de conditie van de
wikkelingen. De conditie van de wikkelingen kan worden
vastgesteld door de weerstand naar aarde te meten.
De condensator voor de spanningsregeling moet tijdens
deze weerstandsmeting worden losgekoppeld. Voor de
meting wordt een 500 V "Megger" of een vergelijkbaar
instrument gebruikt. De isolatieweerstand tussen de aarde
en alle windingen moet groter zijn dan 1.0 MOhm. Als de
isolatieweerstand kleiner is moeten de wikkelingen worden
gedroogd. Dit drogen kan door hete lucht door de
ventilatieopeningen van de generator te blazen met behulp
van een elektrische ventilatorkachel of vergelijkbaar
apparaat dat hete lucht produceert.
Het lager is voor de levensduur gesmeerd en kan niet van
nieuw vet worden voorzien.
4.2
MOTOR
4.2.1
Algemene aanwijzingen
Alle normale onderhoud kan worden uitgevoerd bij een
geopende geluidsomkasting. Als er zich olie en vuil in de
omkasting heeft verzameld moet men maatregelen treffen
om dit verantwoord af te voeren en voorkomen dat er in
het milieu wordt gemorst.
De eerste 50 uur moet extra aandacht aan de motor
worden besteed. Na de eerste 50 draaiuren en 50 uur na
een eventuele revisie moet de motor een eerste
servicebeurt krijgen.
Gedurende langere tijd onbelast -of met geringe belasting-
draaien tijdens de inloopperiode kan tot verglazing van de
cilinderwand leiden en de oorzaak zijn van overmatig
smeerolieverbruik.
Om dezelfde reden is het van het grootste
belang om de juiste olie te gebruiken.
Bij de eerste maal starten of na het leegdraaien van de
brandstoftank kan het nodig zijn om het brandstofsysteem
te ontluchten.
NL / WHISPER 6/8/10 / December 2009 / Copyright © 2009 Mastervolt
4.2.2
Brandstofsysteem ontluchten
Controleer of er voldoende brandstof in de tank zit. Het
systeem is zelfontluchtend. Druk op de startknop waardoor
het systeem wordt geactiveerd, de opvoerpomp begint te
pompen en de brandstofklep wordt geopend. Als er meer
tijd nodig is, druk dan langer op de startknop van de lokale
bediening op de motor (dus niet op de afstandsbediening).
Controleer zonodig via de ontluchtingsschroef of alle lucht
uit het systeem verdwenen is.
1
1 = Ontluchtingsschroef
Afb. 10: Brandstofsysteem ontluchten
4.2.3
Kleppen stellen
In- en uitlaatkleppen moeten bij koude motor een speling
hebben van 0,25 mm. De afstelling moet gebeuren bij
T.D.C. (Top Dead Centre) van de compressieslag.. Zie
voor een uitgebreide beschrijving § 5.4.2.
4.2.4
Brandstoffilter vervangen
Vervanging
van
het
brandstofvervuiling, maar zou minstens eens per 1000
draaiuren moeten gebeuren. Draai de brandstofkraan van
de tank dicht. Klem voor het vervangen van het filter de
toevoerleiding af. Verwijder de slangen van het filter en
maak deze weer vast aan het nieuwe filter. De pijl op het
filterhuis geeft de doorstroomrichting aan. Een verstopt
filter resulteert in een teruglopen van het vermogen van de
generatorset.
ONDERHOUD
2
3
filter
hangt
af
van
de
21