creëerd, die zich tussen de verdamper en de condensor be-
vinden. Het dampvormige koudemiddel stroomt van de ver-
damper komend in de compressor en wordt door de com-
pressor verdicht. Hierbij stijgen de druk en de temperatuur
van de koudemiddeldamp sterk. Na deze procedure stroomt
het koudemiddel door de condensor, waarin het zijn warmte-
energie door condensatie aan het verwarmingswater afgeeft.
Als vloeistof stroomt het naar het expansieventiel, daarin
ontspant het zich sterk en verliest daarbij extreem aan druk
en temperatuur. Deze temperatuur is nu lager dan deze van
het brijn dat door de verdamper stroomt. Het koudemiddel
kan daardoor in de verdamper nieuwe warmte-energie opne-
men, waarbij het opnieuw verdampt en naar de compressor
stroomt. Het proces begint weer van voor af aan.
De verdamper en delen van het koudemiddelcircuit in het
binnenste van de warmtepomp zijn koude-geïsoleerd, om de
vorming van condens verregaand te verhinderen. Mocht er
een klein beetje condens vrijkomen, dan verdampt dit door
de warmteontwikkeling in het binnenste van de warmte-
pomp.
Als alternatief is er ook een passief koelingsmodel verkrijg-
baar, waarmee zonder compressorbedrijf en dus zonder be-
drijf van het koudemiddelcircuit warmte-energie, bijv. via een
vloerverwarming uit de ruimtes naar de bodem wordt ge-
transporteerd.
3.5.3
Weersafhankelijke systeemthermostaat
Het warmtepompsysteem is met een weersafhankelijke sys-
teemthermostaat uitgerust die afhankelijk van het regelings-
type het CV-, koel- en warmwaterbedrijf ter beschikking stelt
en dit in het automatische bedrijf regelt.
De thermostaat verandert de gewenste aanvoertemperatuur
afhankelijk van de buitentemperatuur. De buitentemperatuur
wordt door een afzonderlijke, in de open lucht gemonteerde
sensor gemeten en naar de thermostaat geleid. De kamer-
temperatuur is alleen van de voorinstellingen afhankelijk. In-
vloeden van de buitentemperatuur worden gecompenseerd.
3.5.4
Weergave van het energieverbruik en de
energie-opbrengst
De systeemthermostaat toont waarden voor energieverbruik
resp. energie-opbrengst. De systeemthermostaat geeft een
inschatting van de waarden van de installatie weer. De waar-
den worden o.a. beïnvloed door:
–
Installatie/uitvoering van de CV-installatie
–
Gebruikersgedrag
–
Seizoensgebonden omgevingsomstandigheden
–
Toleranties en componenten
Externe componenten, zoals bijv. externe CV-pompen of
kleppen en andere verbruikers en opwekkers in het huishou-
den blijven buiten beschouwing.
De afwijkingen tussen weergegeven en werkelijk energiever-
bruik of energie-opbrengst kunnen aanzienlijk zijn.
De gegevens over het energieverbruik of energie-opbrengst
zijn niet geschikt om energieafrekeningen te maken of te
vergelijken.
0020316428_01 Gebruiksaanwijzing
3.6
Vorstbeveiligingsfunctie
De installatievorstbeveiligingsfunctie wordt via de geïnte-
greerde systeemthermostaat gestuurd en waarborgt een be-
perkte vorstbeveiliging voor het CV-circuit.
3.7
Pompblokeerbeveiliging
Wanneer de CV-pomp of de optionele circulatie pomp 24 uur
lang niet in bedrijf was, dan wordt deze gedurende enkele
seconden ingeschakeld.
3.8
CE-markering
Met de CE-markering wordt aangegeven dat de producten
conform de conformiteitsverklaring aan de fundamentele
eisen van de desbetreffende richtlijnen voldoen:.
De conformiteitsverklaring kan bij de fabrikant geraadpleegd
worden.
4
Bedrijf
4.1
Bedienings- en weergaveniveaus
Het product heeft twee bedienings- en weergaveniveaus.
Op het installateurniveau vindt u informatie en instelmogelijk-
heden die u als gebruiker nodig hebt.
Het installateurniveau is voor de vakman bedoeld. Dit niveau
is met een code beveiligd. Alleen vaklui mogen instellingen
in het installateurniveau wijzigen.
4.2
Bedieningselementen
1
2
1
Display
2
Toets
4.3
Bedieningsconcept
Het product wordt via de toets en de draaiknop bediend.
▶
Druk op de toets om een menu te verlaten, zonder de
gewijzigde instellingen op te slaan.
▶
Draai aan de draaiknop om door de menu's te navigeren
of waarden te veranderen.
▶
Druk op de draaiknop, om submenu's te openen of om
gewijzigde instellingen op te slaan.
De betreffende functie van de toets en de draaiknop wordt in
het onderste deel van het display weergegeven.
3
3
Draaiknop
7