Alternatief 2:
6.
▶
Kies met de draaiknop de modus 1: Automaat,
om de warmtepomp in te schakelen (automatische
regeling).
7.
Druk op de draaiknop, om de verandering te bevesti-
gen.
8.
Druk op de toets, om het menu te verlaten.
5.10
Modus van de hulpverwarming (optie)
instellen
1.
Druk in de basisweergave op de draaiknop.
2.
Draai de draaiknop, om de hulpverwarming te selecte-
ren.
3.
Druk op de draaiknop, om de keuze te bevestigen.
–
In het display wordt het temperatuuroverzicht van
de hulpverwarming weergegeven.
HEAT GENERATOR 2
2.0°C
ESC
1
Hulpverwarming aan/uit
4.
Druk op de draaiknop om het menu te openen.
5.
Open met de draaiknop het menupunt Bedrijfskeuze.
◁
In het display wordt het menu Bedrijfskeuze
warmtegenerator met de actueel ingestelde
modus weergegeven.
Alternatief 1:
6.
▶
Kies met de draaiknop de modus 0: Uit, om de
hulpverwarming uit te schakelen.
6.
Alternatief 2:
▶
Kies met de draaiknop één van de volgende modi,
om de hulpverwarming in te schakelen:
–
1: Automaat (aanbevolen)
–
4: Handbediening verwarmen (alleen voor de
Ingebruikneming door de vakman)
7.
Druk op de draaiknop, om de verandering te bevesti-
gen.
8.
Druk op de toets, om het menu te verlaten.
5.11
Bedrijfsgegevens betreffende
energieverbruik en energie-opbrengst
U kunt verschillende bedrijfsgegevens betreffende het ener-
gieverbruik en de energie-opbrengst laten weergeven.
▶
Druk in de basisweergave op de draaiknop.
▶
Draai de draaiknop, om de warmtepomp te selecteren.
▶
Druk op de draaiknop, om de keuze te bevestigen.
◁
In het display wordt het temperatuuroverzicht van de
warmtepomp weergegeven.
▶
Druk op de draaiknop om het menu te openen.
▶
Open met de draaiknop het menupunt Bedrijfsgege-
vens.
12
1
2
28.0°C
MENU
2
Aanvoertemperatuur
hulpverwarming
▶
Draai de draaiknop, om een menupunt betreffende ener-
gieverbruik of energie-opbrengst te selecteren.
▶
Druk op de draaiknop om het menupunt te openen.
▶
Druk op de toets, om het menu te verlaten.
6
Onderhoud
6.1
Product onderhouden
1.
Reinig de mantel met een vochtige doek en een beetje
oplosmiddelvrije zeep.
2.
Gebruik geen sprays, geen schuurmiddelen, geen af-
wasmiddelen, oplosmiddel- of chloorhoudende reini-
gingsmiddelen.
6.2
Onderhoud
Voor de continue inzetbaarheid, gebruiksveiligheid, betrouw-
baarheid en lange levensduur van het product zijn een jaar-
lijkse inspectie en een onderhoud van het product naar be-
hoefte door de installateur noodzakelijk.
6.3
Installatiedruk controleren
1.
Controleer de vuldruk van de CV-installatie na de eer-
ste ingebruikneming en na het onderhoud een week
lang dagelijks en daarna halfjaarlijks.
–
0,08 ... 0,20 MPa (0,80 ... 2,00 bar)
2.
Als de vuldruk te laag is, neem dan contact op met uw
installateur om CV-water bij te vullen.
7
Verhelpen van storingen
▶
Los storing op, zoals in de tabel storingen oplossen staat
beschreven (→ bijlage).
8
Uitbedrijfname
▶
Laat het product door een vakman buiten bedrijf stellen.
9
Recycling en afvoer
Verpakking afvoeren
▶
Laat de verpakking door de installateur afvoeren die het
product geïnstalleerd heeft.
Product afvoeren
Als het product met dit teken is aangeduid:
▶
Gooi het product in dat geval niet met het huisvuil weg.
▶
Geeft het product in plaats daarvan af bij een inzamel-
punt voor oude elektrische of elektronische apparaten.
Gebruiksaanwijzing 0020316428_01