Het standlicht aan/uit zetten
y Wanneer u de lichtschakelaar in de richting
van het instrumentenbord duwt en deze
weer los laat terwijl het dimlicht aan is, gaat
het standlicht aan. Op dat moment, gaat de
standlicht indicator op het instrumentenbord
ook aan.
y Wanneer u de lichtschakelaar in de richting
van de bestuurder trekt en deze weer los
laat terwijl het standlicht aan is, gaat het
standlicht uit.
Waarschuwing
y Zet het standlicht niet aan als er
tegenliggers aankomen of er een voertuig
voor u rijdt. Het standlicht kan het zicht van
andere bestuurder belemmeren, wat een
ongeval kan veroorzaken.
3-38
Handige Uitrustingen
Het standlicht en het dimlicht tegelijk aan
doen (passeren)
Het standlicht en het dimlicht gaan tegelijk aan
zolang u de lichtschakelaar in de richting van de
bestuurder trekt.
Opmerking
y Deze functie werkt ongeacht in welke
positie de lichtschakelaar staat.
Gevarenlicht
Het gevarenlicht dient om andere voertuigen
te waarschuwing in een noodgeval of om een
ongeval te voorkomen.
y Wanneer u op de schakelaar voor de
gevarenlicht drukt gaan alle richtingaanwijzers
knipperen.
y Wanneer u nogmaals op de schakelaar
voor de gevarenlicht drukt gaan alle
richtingaanwijzers uit.
Zie "Noodstopsignaal (Emergency Stop Signal
(ESS))" (p.4-152)
Opgelet
y Zet de gevarenlichten niet langdurig aan
terwijl de motor is uitgeschakeld. Dit
kan verwarring veroorzaken bij andere
bestuurders en dit kan de accu doen
leeglopen.
Opmerking
y De gevarenlichten werken ongeacht de
status van de START/STOP schakelaar.
y Terwijl het gevarenlicht aan is werken de
richtingaanwijzers niet onafhankelijk.