Installatie
3
3
Installatie
Zie voor het gedetailleerde installatieschema betreffende de
installatie van de hydraulische modules en componenten en de
bijbehorende stuurelementen de planningsdocumenten of de
aanbesteding.
WAARSCHUWING: Verbrandingsgevaar!
Wanneer warmwatertemperaturen boven
60 °C zijn ingesteld of de thermische desinfec-
tie is ingeschakeld, moet een thermostatische
mengkraan worden geïnstalleerd.
GEVAAR: Elektrocutiegevaar!
▶ Voor de installatie van dit product:
warmteproducent en alle andere BUS-
deelnemers over alle polen losmaken van
de netspanning.
3.1
Soorten installatie
Hoe de bedieningseenheid moet worden geïnstalleerd, is af-
hankelijk van het gebruik van de bedieningseenheid en de op-
bouw van de gehele installatie ( hoofdstuk 2, pagina 4).
3.2
Installatieplaats van de bedieningseenheid
Wanneer de weersafhankelijke regeling (zonder kamerinvloed)
actief is, adviseren wij voor een directe en eenvoudig toeganke-
lijke bediening de bedieningseenheid in de woonomgeving te
installeren. Als alternatief is bij dit type regeling ook installatie
van de bedieningseenheid op de warmteproducent mogelijk.
De referentieruimte is de ruimte in de woning waar de bedie-
ningseenheid (als regelaar) is geïnstalleerd. Wanneer de ka-
mertemperatuurgestuurde regeling actief is, dient de
kamertemperatuur in deze ruimte als stuurgrootheid voor de
gehele installatie.
Wanneer de weersafhankelijke regeling met invloed van de ka-
mertemperatuur actief is, dient de kamertemperatuur als extra
stuurgrootheid.
Bij een ruimtetemperatuurgeregelde regeling en een weersaf-
hankelijke regeling met invloed van de kamertemperatuur is de
regelkwaliteit afhankelijk van de installatieplaats.
•
De installatieplaats (= referentieruimte) moet voor de rege-
ling van de cv-installatie geschikt zijn ( afb. 4, pagina 9).
•
De bedieningseenheid moet op een binnenwand worden
geïnstalleerd.
•
Wanneer voor alle cv-circuits afstandsbedieningen worden
toegepast, kan de bedieningseenheid in de warmteprodu-
cent worden geïnstalleerd.
8
Bij handkranen met voorinstelling in de referentieruimte:
▶ Stel het vermogen van de radiatoren zo krap mogelijk in.
Daardoor warmt de referentie hetzelfde op als de overige
ruimten.
Bij thermostaatkranen in de referentieruimte:
▶ Open de thermostaatkranen volledig en stel het vermogen
van de radiatoren via de instelbare retourkoppeling zo krap
mogelijk in.
Daardoor warmt de referentie hetzelfde op als de overige
ruimten.
Wanneer geen geschikte referentieruimte aan-
wezig is, adviseren wij, naar een pure weersaf-
hankelijke regeling over te gaan.
Logamatic RC300 – 6 720 807 325 (2013/06)