14
ChargeMaster Plus 12/35-3, 12/50-3, 24/20-3, 24/30-3 – Gebruikers- en installatiehandleiding
4 INSTELLINGEN
De instellingen van de ChargeMaster Plus kunnen op twee
verschillende manieren worden aangepast:
•
door middel van DIP-switches;
•
vanaf een laptop of notebook die via een USB-
interface met de ChargeMaster Plus is verbonden.
Sommige instellingen kunnen alleen op deze manier
worden gewijzigd.
VOORZICHTIG!
Ongeldige instellingen van de ChargeMaster
Plus kunnen tot ernstige schade aan uw accu's
en/of aan de aangesloten lading leiden! Alleen
bevoegd
personeel
aanpassen.
Indien nodig kan de ChargeMaster Plus worden hersteld
naar de fabrieksinstellingen (zie paragraaf 4.2.4).
4.1
DIP-switchinstellingen
Pas de vereiste instellingen voorzichtig met een kleine
schroevendraaier aan.
Afbeelding 4: DIP-switches (Fabrieksinstelling)
4.2
MasterBus-configuratie
MasterBus is een op CAN gebaseerd datanetwerk dat communicatie tussen Mastervolt-apparaten mogelijk maakt. Wanneer
de ChargeMaster Plus is verbonden, opent u MasterAdjust op een Windows-laptop of -notebook die via een MasterBus USB-
interface met het MasterBus-netwerk is verbonden. MasterAdjust-software is gratis te downloaden via de Mastervolt website:
www.mastervolt.com. Deze tool draait op een Windows-laptop of -notebook.
4.2.1
Monitoring
Een afstandsbedieningspaneel, zoals de SmartRemote, Touch 5 (CZone) of EasyView 5 (MasterBus), kan worden gebruikt
om de accu-informatie af te lezen. Zie de betreffende gebruikershandleidingen voor meer informatie. In de volgende tabel
worden de parameters vermeld zoals ze in MasterAdjust worden weergegeven.
Parameter
Betekenis
Algemeen
Apparaattoestand
Toont de status van de lader (Aan/Stand-by/Alarm/Uit)
Toestand lader
Actuele status van het laadproces: Uit/Bulk/Absorptie/Float/Uitgesteld
Knop
Knop om de status van de lader om te schakelen. Deze knop werkt niet wanneer
'Aan / Standby'
de ChargeMaster Plus handmatig was uitgeschakeld. In dat geval kan hij alleen
worden ingeschakeld met de
mag
de
instellingen
/
-knop
AAN
UIT
In een CZone-netwerk:
DIP-switch 1 moet altijd in de
DIP-switch 2 moet altijd in de
DIP-switches 3 tot en met 10 moet overeenkomen met het
unieke nummer dat in het CZone-netwerk wordt gebruikt;
de Dipswitch. Ten minste één van DIP-switches 3 t/m 10
moet
staan. Zie de instructiehandleiding van de
AAN
CZone Configuration Tool voor meer informatie.
In een MasterBus-netwerk:
DIP-switch 1 moet altijd in de
DIP-switch 2 is MasterBus powering inschakelen (1) of
uitschakelen (0).
DIP-switches 3 tot en met 5 worden gebruikt voor het
selecteren van het accutype:
DIP-switch
MasterBus-instellingen (nat)
Nat (vaste instellingen)
AGM (vaste instellingen)
Gel (vaste instellingen)
Lithium-ion (vaste instellingen)
Constante spanning (13,25/26,5 V)
1
Als alle DIP-switches in de
instellingen geschikt voor een natte accu en kunnen de
instellingen in MasterAdjust worden gewijzigd.
2
Constante spanning heeft geen temperatuurcompensatie.
Zie paragrafen 5.4 en 5.5 voor meer informatie over
laadspanningsinstellingen en DC OUT.
DIP-switches 6 tot en met 10 worden niet gebruikt in
MasterBus.
-stand (0) staan.
UIT
-stand (0) staan.
UIT
-stand (1) staan.
AAN
3
4
5
1
0
0
0
0
0
1
0
1
0
0
1
1
1
0
0
2
1
1
1
-stand (0) staan, zijn de
UIT
Waardebereik
(alleen lezen)
(alleen lezen)
Aan/Standby