2
14.
Vergrendel de reductiemotor
(afhankelijk van het aangeschafte model)
15.
Als er andere inrichtingen (accessoires) in het systeem moeten worden gemonteerd, moet dat nu gebeuren: raadpleeg de betreffende
instructiehandleidingen en hoofdstuk 8 (Verdere details) in deze handleiding
4
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
LET OP! – Alle elektrische aansluitingen moeten worden uitgevoerd met de elektrische voeding uitgeschakeld. Verkeerde aan-
sluitingen kunnen schade aan apparatuur of letsel bij personen veroorzaken.
In afb. 4 worden de elektrische aansluitingen van een gebruikelijke installatie weergegeven. Afb. 5 toont het bedradingsschema van de elektri-
sche aansluitingen die uitgevoerd moeten worden op de besturingseenheid.
4.1 - Soorten elektrische kabels: afb. 4
Aansluiting
A
NETVOEDING
B
KNIPPERLICHT MET ANTENNE
C
D
FOTOCELLEN
E - F
SLEUTELSCHAKELAAR
* Als de voedingskabel meer dan 30 m lang is, is er een kabel met een grotere doorsnede nodig, bijvoorbeeld 3 x 2,5 mm
aarding in de nabijheid van de automatisering plaats te vinden.
** De twee kabels van 2 x 0,5 mm
Nederlands – 16
45°
WIDE
WIDE
WIDE
WIDE
WIDE
WIDE
WIDE
WIDE
Tabel 3 - soorten elektrische kabels (zie afb. 4)
Soort kabel
3 x 1,5 mm
1 kabel: 2 x 1,5 mm
1 afgeschermde kabel type RG58
1 kabel: 2 x 0,25 mm
1 kabel: 4 x 0,25 mm
2 kabels: 2 x 0,5 mm
kunnen worden vervangen door een enkele kabel van 4 x 0,5 mm
2
S
WIDE
S
M
WIDE
S
S
L
WIDE
M
L
S
WIDE
M
L
WIDE
M
L
WIDE
M
L
WIDE
2
2
(TX)
2
(RX)
2
**
2
a
a
Maximale lengte
30 m *
10 m
10 m (aanbevolen lengte < 5 m)
30 m
30 m
20 m
.
2
b
b
, en dient er een
2