A
De ingebouwde flitser gebruiken
De ingebouwde flitser kan enkel in de automatische stand en de standen t,
u, v en w worden gebruikt; merk echter op dat de flitser niet kan worden
gebruikt met livebeeldaanpassing (0 28) en zal niet flitsen wanneer Aan is
geselecteerd voor HDR in het opnamemenu (0 145), of in de I-stand
(0 63) wanneer een beeldsnelheid van 15, 30 of 60 bps is geselecteerd voor
Continu in het opnamemenu (0 125). Als de flitser meerdere keren snel
achter elkaar flitst, worden de flitser en sluiter mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld om de flitser te beschermen. Na een korte pauze kan de
opname worden hervat.
Voorwerpen vlakbij de camera worden mogelijk overbelicht in foto's die
zijn vastgelegd met de flitser bij hoge ISO-gevoeligheden.
Verwijder de zonnekappen om vignettering te voorkomen en maak foto's
op afstanden van ten minste 0,6 m. Sommige objectieven kunnen op
grotere afstanden vignettering veroorzaken of het lampje van de rode-
ogenreductie belemmeren, waardoor rode-ogenreductie wordt
verhinderd. De volgende illustraties tonen het effect van vignettering dat
wordt veroorzaakt door schaduwen die zijn afgeworpen door het objectief
wanneer de ingebouwde flitser wordt gebruikt.
Schaduw
A
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik
Flitsbereik varieert afhankelijk van gevoeligheid (equivalent aan ISO) en
diafragma. Met het standaard zoomobjectief bij een maximaal ingesteld
diafragma en ISO-gevoeligheid van ISO 160 tot 6400, is het bereik circa
0,6 m–7,0 m wanneer het objectief volledig is uitgezoomd; bij maximum
zoom is dit 0,6 m–4,2 m.
A
Zie ook
Zie pagina 157 voor informatie over flitserregeling, of pagina 158 voor
informatie over het aanpassen van de flitssterkte.
Schaduw
t
71